Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Het belangrijkste nieuws voor Nederland en Insulinde is ongetwijfeld de benoeming van den nieuwen Gouverneur-Generaal van Nederl.-Indië. Tot deze hooge waardigheid werd geroepen Mr. D. Fock, die in Maart of April van 1921 de bestuurstaak zal overnemen van den aftredenden Landvoogd, Graaf van Limburg Stirum. Vooral ten behoeve van onze lezers ‘in de verstrooiing’ (in 't Buitenland) volge hier een korte schets van den levensloop van dezen verdienstelijken landsdienaar: Geboren op 19 Juni 1858 te Wijk bij Duurstede. In 1880 te Leiden gepromoveerd in de rechts- en staatswetenschappen. Van 1881 tot 1898 advocaat in Nederlandsch-Indië, eerst te Semarang, later te Batavia. Vestigt zich in 1899 als advocaat in Rotterdam en wordt kort daarna lid van de Provinciale (later van de Gedeputeerde) Staten van Zuid-Holland, van welke provincie zijn vader, Mr. C. Fock, vele jaren Commissaris der Koningin was geweest. Van 1901 tot 1905 lid van de Tweede Kamer. Van 1905 tot 1908 Minister van Koloniën. Van 1908 tot 1911 Gouverneur van Suriname. Van 1913 tot nu toe, onafgebroken, lid van de Tweede Kamer. Van 1916 tot nu toe bekleedde hij aldaar den Voorzitterszetel. Deze dorre opsomming toont voldoende, dat de nieuwe Gouverneur-Generaal reeds heel wat levenswerk achter den rug heeft en zijne benoeming heeft te danken aan eigen groote verdiensten. De uitbreiding van het onderwijs in Indië had de volle belangstelling van Minister Fock, al was de breedere ontwikkeling daarvan eerst vrucht van de laatste jaren. Ongetwijfeld zal de nieuwe Landvoogd voortgaan in de richting van opvoeding van Indië; maar tevens uitgaan van de grondgedachte dat Insulinde en Nederland blijvend bij elkander behooren. Het is bekend, dat de nieuwbenoemde Landvoogd met den aftredenden titularis wel van meening verschilt over de wijze, waarop de voortontwikkeling van Indië moet worden geleid. Misschien is het juist als men meent, dat de heengaande en de komende Gouverneur-Generaal elkander aanvullen. Moge het bestuur van Mr. Dirk Fock evenzeer voor Insulinde als voor Nederland gezegend zijn.Ga naar voetnoot1)
De aanstaande bestuurswisseling te Buitenzorg valt ongeveer samen met ‘een historisch oogenblik van buitengewone beteekenis in den ontwikkelingsgang van Indië’. Zoo noemt ir. R.A. van Sandick De opening van de Bijzondere Technische Hoogeschool te Bandoeng. De heer Van Sandick had de vriendelijkheid, ons een afdruk te zenden van een onder dezen titel geschreven opstel van zijne hand in het Weekblad ‘De Ingenieur’. En hoewel in deze rubriek reeds herhaaldelijk iets over deze Hoogeschool gezegd werd, vinden wij in die zending aanleiding er nog eens op terug te komen. De opening had plaats op 3 Juli j.l. Achtereenvolgens spraken de H.H.: K.A.R. Bosscha, prest. van het college van Directeuren; ir. R.A. van Sandick, lid en vertegenwoordiger van den Raad van Beheer van het Kon. Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in Ned.-Indië; Mr. K.F. Creutzberg, Directeur van Onderwijs en Eeredienst; Prof. Mr. I.H. Carpentier Alting, president van het Coll. van Curatoren; Prof. ir. I. Klopper, rector magnificus; B. Coops, Burgemeester van Bandoeng; Raden Adipati Aria Achmad Djajadiningrat, Regent van Serang; Dr. Yap Hong Tjoen, namens de Chineesche bevolkingsgroep; | |
[pagina 147]
| |
Mas Dwidjosewojo. vertegenwoordiger
Z. Ex Mr. D. FOCK, benoemd Gouverneur van Ned Indië.
van de Ver eenigingen ‘Boedi Oetomo’ en ‘Perserikatan Goeroe Hindia Belanda’; nog eens K.A.R. Bosscha (slotrede); daarna de opening der school door Z. Exc. Mr. J.P. Graaf van Limburg Stirum, Gouverneur-Generaal, met een zeer kort maar pittig woord. Ten slotte het afzender van telegrammen aan H.M. de Koningin en aan den Raad van beheer te 's-Gravenhage en onderteekening eener oorkonde. Uit deze opsomming moge blijken, dat de opening dezer hoogeschool een grootsch nationaal karakter had; wèl mocht dus Ir. van Sandick spreken van een historisch oogenblik.’ Plaatsruimte verbiedt ons, aan de gehouden redevoeringen (het artikel heeft 34 blz.) iets naders te ontleenen. Alleen dit wat de heer v.S. mededeelde over 't ontstaan der stichting: ‘De geschiedenis van die stichting is bijzonder kort. In 1917 (tijdens het verblijf in Nederland van de Deputatie “Indië Weerbaar”) werd uit kringen van handel, industrie, landbouw- en nijverheidsondernemingen enOnze Eere-voorzitter en zijn echtgenoote op hun reis naar Indië. Colombo 20-7-20.
sheepvaart een kapitaal bijeen gebracht, dat in 1919 was geklommen tot 3½ millioen gulden. De stichters constitueerden zich tot een algemeen bestuur van een vereeniging, welker doel duidelijk blijkt uit haar naam: Koninklijk Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in Nederlandsch-Indië’. Over de beteekenis en het doel der stichting zegt dezelfde spreker: Het is een stap in de tichting van de economische en sociale opvoeding van Indië, een weg met reusachtige perspectieven. De eerste stap naar een toekomst, waarin de kinderen des lands, in hun land opgeleid, in aanmerking komen, niet alleen voor de ondergeschikte, lager bezoldigde betrekkingen, maar waar zij, zooals de soldaten van Napoleon, die den maarschalksstaf in hun ransel droegen, zullen kunnen beklimmen de hoogste sporten van de ladder van den Rijksdienst in hun vaderland. Dat is de groote beteekenis van de stichting der Technische Hoogeschool. Het is het doel, dat bij het geschenk aan Indië op den voorgrond stond. Een doel-zoo eenvoudig, zoo vanzelf sprekend, zoo door en door logisch, zoo kerngezond, dat ieder, die liefde heeft voor dit schoone land, vurig zal begeeren zijn medewerking aan de voltrekking van dat doel te verleenen’. Hierbij moeten wij het laten. Alleen nog de vermelding, dat wij in het verslag van ir. | |
[pagina 148]
| |
van Sandick ook eenige afbeeldingen aantreffen (die wel wat duidelijker hadden mogen zijn). Wij vinden er het Ontwerp-platte-grond van het gebouwen-complex - alles nieuw en breed; Kiekjes van een reeds in gebruik genomen gebouw (echt Indisch daktype van de Padangsche bovenlanden, ontwerper ir. H. Maclaine Pont) en een paar onduidelijke kieken van de plechtigheid. Het inwendige van het gebouw doet het Westersche oog vreemd aan, doet meer denken aan een loods. En nu: Mogen alle goede wenschen, die in de talrijke redevoeringen werden uitgesproken, vervuld worden! O.a. deze, dat - waar Nederland moeite heeft genoegzame werkkrachten te leveren voor Indië's ontwikkeling op ieder gebied - tal van zonen des lands, Indonesiërs, Indo-Europeanen, Chineezen e.a. de gelederen mogen komen vullen. Want: De stroom van vreemdelingen houdt aan.
Aan de mailberichten wordt het volgende bericht ontleend: ‘Naar de Java Bode verneemt, hebben de pogingen, in Nederland aangewend, om technisch personeel in het buitenland te werven voor den S.S.-dienst en voor andere gouvernementsdiensten, tot dusver een gunstig gevolg. Vooral uit Oostenrijk, Denemarken en Zweden hebben vele technici zich aangemeld, alsook verschillende Zwitsersche ingenieurs voor het bureau van waterkracht en electriciteit te Bandoeng. Er schijnen zich echter in Nederland moeilijkheden voor te doen met het verkrijgen van scheepsgelegenheid’. Wij zijn jegens die vreemdelingen geenszins vijandig of zelfs onwelwillend gestemd; integendeel; hunne-hulp is welkom en wordt dankbaar aanvaard. En ook in den vervolge zal het op menig gebied wenschelijk blijken, vreemde hulp in te roepen. Maar..... alleen dan, als 't werkelijk noodzakelijk blijkt; 't moet hooge uitzondering zijn. En ook uit dit oogpunt is de oprichting der nieuwe hoogeschool gebleken dringend noodig te zijn.
's-Gr. v.L. |
|