Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaanderen.Dr. M. Rudelsheim. †Dr. Marten Rudelsheim is niet meer. Hij overleed plotseling op 10 September in de gevangenis te Antwerpen. Die droeve mare zal door alle vrienden van den Nederlandschen stam met verbijstering ontvangen worden. Immers, Dr. Rudelsheim was door allen gekend, werd door allen gewaardeerd en bemind. Toch achten wij het noodig dit werkzaam leven in korte woorden te schetsen. Geboren te Amsterdam op 27 April 1873 leefde hij echter van kindsbeen af te Antwerpen. Hij volgde er de lessen van de Antwerpsche gemeenteschool en van het Koninklijk Athenaeum. Toen reeds was hij vurig Vlaamschgezind. Op het Athenaeum stichtte hij een genootschap dat zijn eigen tijdschrift uitgaf. Hij was nog te jong om van den bestaanden Vlaamschen Kring lid te worden. Als leerling was hij lid van de ‘Grievencommissie’, die over de toepassing van de taalwet van 1883 op het Middelbaar Onderwijs moest waken. Daar zetelde hij nevens Max Rooses en Pol de Mont. Na zijn Athenaeum-studiën werd hij leerling-werktuigkundige op de scheepstimmerwerf Cockerill te Hoboken, maar verliet alras deze betrekking om zich weder aan de studie te geven. Hij ging te Gent in de philologie studeeren en promoveerde er als doctor. Reeds toen was hij lid van de meeste Vlaamsche organismen. Uit die jaren dagteekent ook zijn verdediging van de bestuurlijke scheiding in een studentenvergadering te Brugge aan de zijde van Lodewijk De Raet. Hij was medestichter van het bekende studententijdschrift ‘Goedendag’ en voorzitter van ‘'t Zal wel gaan’. Na zijn studiën voltooid te hebben was hij een tijd leeraar in het Instituut Dupuich te Brussel, waar hij Maurits Sabbe opvolgde. Later hulp-bibliothecaris in de stadsboekerij te Antwerpen. Van dan af dagteekent zijn duurzaam en doelmatig werk ten bate van zijn volk. Dr. Rudelsheim was steeds overal bij. Nergens was er iets te behandelen of de nerveuze, wakkere figuur van Rudelsheim daagde op. Geducht debater wist hij elke bespreking op het juiste punt te brengen, alle tegenwerpingen en valsche argumenten ten spijt. Zijn ideaal, het welzijn van zijn volk was zijn doel, zijn lichtbaken, en dat was zijn sterkte. Bracht hij eens het debat op zijn juisten weg, dan was hij in zijn element, dan wist hij te regelen, te bespreken, te leiden, te organiseeren. Niets van tijdelijken aard kon hem aantrekken, maar wel werk van blijvende, duurzame beteekenis. Laat ons slechts eenige punten aanstippen. Op zijn initiatief werd de Tweede Vlaamsche Hoogeschoolcom- | |
[pagina 131]
| |
missie bijeengeroepen met Max Rooses tot voorzitter. Hij ijverde voor een Hollandsch-Belgische toenadering en wist den Franschen knoeiboel van de Belgische leden van de beruchte Commission Hollando-Belge van
Dr. M. RUDELSHEIM
Hennebicq en des Cressonnières aan de kaak te stellen. Te Antwerpen stichtte hij de Nederlandsche School, die wegens gebrek aan belangstelling van de al te lamlendige Vlamingen te niet ging. Een tijd lang was hij onder Edward Keurvels liefhebber-regisseur bij de Vlaamsche Opera. Tevens stichtte hij de ‘Société des Archivistes et Bibliothécaires belges’ en was hij ondervoorzitter van de afdeeling bibliothekarissen. Buitendien vond hij nog tijd om verschillende verhandelingen te schrijven op letterkundig en geschiedkundig gebied en mede te werken aan talrijke dag- en weekbladen. Zijn hoofdwerkzaamheid lag echter in den schoot van het A.N.V. Geen punt, dat onzen strijd aanbelangt, liet hij er onbesproken. Hij leidde de zaken in, besprak ze, en waakte tevens over de uitvoering van de genomen besluiten. Zijn werkzaamheid bracht een groot deel, het grootste misschien, bij tot den bloei van het A.N.V. in Vlaanderen. En geen wonder! Van 1898 af lid van het A.N.V. was hij sinds 1904 onafgebroken bestuurslid van den Antwerpschen Tak, sinds 1906 van het Groepsbestuur en in 1909 lid van het Hoofdbestuur. Trouw bezoeker van de Nederlandsche Congressen, wist hij ook daar zijn invloed te doen gelden ten goede. Het Hooger Onderwijs ging hem echter 't nauwst aan het hart. In de Hoogeschoolcommissie en tijdens den oorlog als secretaris van den Hoogeschoolbond verrichtte hij degelijk en heilzaam werk voor zijn geliefd Vlaanderen. Als lid eerst en later als voorzitter van de Afdeeling Hooger Onderwijs voor het volk van den Antwerpschen Tak van het A.N.V. wist hij deze tot hoogen bloei te brengen. Hij zag de bekroning van zijn werk in het stichten van die prachtig opgezette ‘Volkshoogeschool’, een door en door Vlaamsch werk, wat kwaadwilligen en afgunstigen er ook over mogen denken. Deze instelling was eenig in haar soort in Vlaanderen, ze vulde een leemte aan en zou een werk van openbaar nut geworden zijn, zoo laffe tegenwerking en dom begrepen patriotisme niet in het spel waren gekomen. Gansch de werkzaamheid en het doel van de Volkshoogeschool hier uiteen te zetten valt buiten het bestek van dit artikel. We verwijzen daarom naar het inleidend woord over doel en werking in het programma van het eerste jaar. Vermelden wij ten slotte, dat Rudelsheim op deze zelfde plaatsGa naar voetnoot1) als correspondent voor Vlaanderen menig artikel schreef, dat als richtsnoer diende in den Vlaamschen strijd. En dat alles deed Dr. Marten Rudelsheim met die belangloosheid en offervaardigheid, welke alle Vlaamsche idealisten kenmerkt. Na zulk een leven van werken en zwoegen voor het heil, de ontvoogding, de ontwikkeling en de opbeuring van zijn volk, werd hij gestraft met hechtenis. Wij hebben hierover geen oordeel uit te spreken, maar achten het een ramp, dat door de schuld van het bestaande regiem zulke geesten, zulke weldoeners aan hun volk onttrokken worden. Hij viel op ons veld van eer. Dr. Marten Rudelsheim, wij groeten U in naam van het A.N.V., uw heengaan treft ons allen diep, zeer diep. Wij vergeten U echter niet en bij Uw graf spreken we den wensch uit, dat Uw werk voor Vlaanderen's recht binnen het Staatsverband België zal doorgevoerd worden. Uw trouwe vrienden en medewerkers zullen het zich ten plicht rekenen op die wijze hulde te brengen aan uw nagedachtenis. FRANS VAN LAAR. Antwerpen. |
|