Nederland en Zuid-Afrika.
‘De Burger’ van 2 Juli vermeldt met erkentelijkheid het feit, dat de Nederlandsche regeering besloten heeft op de begrooting een bedrag van f 10.000 uit te trekken om daarmee aan Afrikaners gelegenheid te geven in Nederland het hooger onderwijs te volgen in het belang van de Dietsche beschaving.
Het blad schrijft o.m.
‘Het is ongetwijfeld de onafwijsbare plicht van hen, die in de wereld een gemeenschappelijke beschaving vertegenwoordigen, elkaar in dit opzicht te steunen.
Wanneer wij hier in Zuid-Afrika ons kultureel bestaan willen handhaven, dan is het noodig, dat wij tegenover de minder verwante kulturele invloeden, die dagelijks op ons inwerken, ook ons gemoed openstellen voor de invloed van de beschaving, die zoo na aan de onze verwant is.
In de vorming van de leiders van onze nationale strijd hebben wij veel te danken aan Nederland. Zij, die hun opleiding in Holland mochten genieten, zijn van daar teruggekomen niet als “baster-Hollandertjies”, maar als echte Afrikaners, in merg en been. Kijk maar de rangen van de voorvechters van onze afrikaanse taal en beschaving door en gij zult merken, hoe de hollandse invloed heeft gewerkt.
Noch Zuid-Afrika, noch Nederland zijn aangewezen op het spelen van een imperialistiese en aggressieve rol in de wereld. Wat de Dietsers echter op het oog hebben, is elkaar zooveel mogelijk te steunen in de handhaving van elkaars gemeenschappelijke beschaving. En dat doet men ongetwijfeld door nauwer kontact te zoeken.
Wij verheugen ons in het feit, dat ook tans in officiële kringen de oogen zijn opengegaan voor het grote belang, dat Nederland heeft bij de handhaving van de dietsche kultuur in Zuid-Afrika, evenals wij, Afrikaners, reeds lang hebben beseft, hoe het bestaan alleen van de vrije staat Nederland van onschatbare betekenis voor ons is in onze strijd om de eigen dietse beschaving’.