Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Het A.N.V. en de politiek.Onder dezen titel komt in ‘De Toorts’ van 29 Mei een artikel voor van de hand van den heer v. Es. Het is inderdaad een zeer belangrijk vraagstuk, dat daarin wordt behandeld, ten volle waard om van alle zijden te worden belicht. Vóór den oorlog, in de gelukkige jaren toen de menschheid leefde onder den invloed van een langdurig vredestijdperk, kon er moeilijk strijd zijn over de vraag of het A.N.V. kon werken zonder zich te mengen in de politiek der staten, die tot het arbeidsveld van het Verbond behooren. In die staten had het Verbond zijne zelfstandige organen, die de belangen van het Verbond op eigen gebied behartigden. Aanleiding tot moeilijkheden was er toen weinig of niet. Het kan zijn nut hebben hier met een enkel woord de leidende gedachte bij de inrichting van het Verbond uiteen te zetten. Aan het hoofd van het Verbond staat het Hoofdbestuur, dat in Nederland zetelt, maar niet is een bestuursorgaan voor Nederland. Teneinde de bijzondere eischen voor elk onderdeel van het arbeidsveld van het Verbond tot hun recht te doen komen, kunnen de leden van het Verbond in elk gebied, waar de belangen van het Verbond zulks vorderen, zich vereenigen in eene Groep of Zelfstandige afdeeling. De vrijheid van handelen van deze organen wordt niet verder beperkt dan noodig is om de eenheid in het Verbond te bewaren. Aldus werden Groepen gevormd in Nederland, België, Ned. Oost-Indië, Suriname en Curaçao, en werden eenige Zelfstandige Afdeelingen opgerichtGa naar voetnoot*). Het Hoofdbestuur is samengesteld uit afgevaardigden van de Groepen. De eene Groep mengde zich niet in de zaken van de andere, en het Hoofdbestuur greep slechts in, wanneer een der organen van het Verbond zijn steun of voorlichting vroeg; het nam 't initiatief voor maatregelen ten behoeve van eene der Groepen of Zelfstandige Afdeelingen, maar altijd in den vorm van onderling overleg, waarbij het oordeel der Groep of Afdeeling bij de beslissing zeer zwaar woog. Deze regeling bestaat nog en geen enkele Groep of Afdeeling zou anders wenschen. De oorlog rukte echter Groep België uit elkaar, waarvan het gevolg is, dat daar thans geen orgaan is, dat de Verbondsbelangen behartigt. En nu komen we tot de politiek! Herhaaldelijk heeft de vraag of de heroprichting der Groep thans moet worden ter hand genomen, een onderwerp van gedachtenwisseling uitgemaakt bij het Hoofdbestuur, dat tot dusverre deze vraag na ernstig onderzoek ontkennend beantwoord heeft. De overwegingen, die tot dit besluit hebben geleid, houden, zooals ieder begrijpt, verband met den binnenlandschen toestand in België en de verhouding tusschen België en Nederland. Vóór den oorlog was er onder de Vlamingen allerminst eenstemmigheid over de wijze, waarop de Vlaamsche belangen in den Belgischen Staat moesten worden bevorderd, maar nà den oorlog zijn de meeningen op dat punt nog veel verder uiteengeloopen. De Duitsche regeering heeft het tijdens de bezetting van België, natuurlijk in haar belang, goede politiek geacht de Vlaamsche beweging krachtig te steunen. De Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, de bestuurlijke scheiding tusschen Vlamingen en Walen, en zoovele andere maatregelen zijn daarvan de bewijzen. Er zijn Vlamingen, die gemeend hebben de bevrediging van deze wenschen, die door alle of vele Vlamingen worden | |
[pagina 102]
| |
gedeeld, uit de handen van den vijand, die hun land veroverd had en bezet hield, te mogen aannemen. Dat zijn de activisten, eene benaming, die geheel ten onrechte door de felle Vlamingenhaters ook gegeven is aan vele Vlamingen, die zich nooit op het standpunt van bovengenoemden hebben gesteld. Ook onder laatstgenoemden heerschte verdeeldheid, zoowel ten opzichte van het doel dat men wenschte te bereiken, als van de strijdmiddelen. De heer Van Es en de zijnen verwijten nu aan het Hoofdbestuur, dat het niet onder alle omstandigheden de belangen van den Dietschen stam heeft voorgestaan. Vrage: welke partij had het Hoofdbestuur moeten kiezen, die van de Fronters, van het Algemeen Vlaamsch Verbond, van de activisten? Voor den heer Van Es moge dat geen vraag zijn, voor een bestuur dat de belangen te behartigen heeft van het Algemeen Nederlandsch Verbond, is het dat wèl. Zich mengende in de Belgische binnenlandsche aangelegenheden, had het Hoofdbestuur zich daar moeten scharen aan de zijde van een der Vlaamsche partijen, 't geen noodzakelijk zou hebben geleid tot vervreemding van de andere. Wij nemen daarbij nog aan dat inmenging op zich zelf op onzen weg had gelegen, maar dat juist ontkennen wij ook met nadruk. Niet alleen zou dat de Nederlandsche Regeering moeilijkheden hebben bezorgd, maar de Vlaamsche Beweging zelve zou de verdenking niet ontloopen zijn, dat het werkelijke doel was versterking van den invloed van Nederland in de Belgische aangelegenheden, tot consequenties van vèrstrekkenden aard. De heer Van Es omschrijft het ‘opperste’ doel van het Verbond aldus: ...het bestudeeren en voorbereiden van de mogelijkheid eenerzijds de stamdeelen recht te verschaffen binnen hun staatsorganisatie, anderzijds deze stamdeelen in samenwerking te brengen’. Hierbij zij in de eerste plaats opgemerkt, dat het doel van het Verbond is omschreven in de statuten. Het in samenwerking brengen van de stamdeelen ligt ongetwijfeld in de lijn van het Verbond in overeenstemming met de statuten, mits die samenwerking zich bepale tot de cultureele, tot een geestelijke wisselwerking, waardoor de stamdeelen in hun staatsverband regelmatig een zuiverings- en ontwikkelingsproces doorloopen. Ten aanzien van het eerste deel van het opperste doel, zooals de heer Van Es aangeeft, moeten wij er op wijzen, dat bestudeeren en voorbereiden geen zin heeft, wanneer het niet door uitvoering der noodig geachte maatregelen wordt gevolgd. Men moet om den arbeid der voorbereiding niet onvruchtbaar te doen zijn, tot die uitvoering ook de macht hebben. Laten wij duidelijk zijn. 't Gaat bij den heer Van Es uitsluitend om Vlaanderen. Hij ontkent het bestaan van eene Belgische natie, en ziet in de voortzetting van den Belgischen staat de voortzetting der onderdrukking van de Vlamingen. Hij meent, dat geleidelijk toeneemt het aantal aanhangers van de stelling ‘dat God niet kan gewild hebben, dat Vlamingen verdrukte Belgen en Afrikaners slaven van Britten moesten zijn’. Wij stellen daar tegenover, dat de groote waarde van een hoog ontwikkeld en zich vrij ontwikkelend Vlaanderen en Zuid-Afrika zoowel voor Nederland als voor den Nederlandschen stam algemeen in de Nederlandsche gezaghebbende kringen wordt beseft. Maar... daar gaat het niet om. Wanneer de heer Van Es van het Verbond verlangt, dat het terstond in studie zal nemen de vraag, op welke wijs ‘wij’ het best de verwerkelijking van den eisch van zelfregeering van Vlaanderen en Afrika kunnen voorbereiden, dan wijzen wij er al weder op, dat deze studie, op zich zelf onschuldig, niets beteekent, wanneer men met de vruchten van die studie plukt door invoering der zelf-regeering, althans door krachtigen strijd om die zelf-regeering desnoods af te dwingen. Om Afrika gaat 't natuurlijk niet. De beweging van den heer Van Es en de zijnen dagteekent uit de jaren van den oorlog, toen de Afrikaners zeker niet ‘slaven van Britten’ waren, want een zelf-regeering heeft Afrika reeds lang. Neen, het is de Vlaamsche kwestie, en in 't bijzonder is het de jacht in België op de activisten, die in Nederland eenige beroering heeft gewekt, welke beroering een uitweg zocht in het A.N.V. en thans heeft geleid tot den eisch van inmenging van Nederland in de binnenlandsche zaken van België. Deze inmenging zal immers het gevolg moeten zijn van de ‘studie’, die de heer Van Es van het Hoofdbestuur verlangt. Wij zeiden reeds, dat anders slechts theoretisch werk zou worden gedaan. Wij staan nu met beide voeten op den grond. Het is immers bij de tegenwoordige verhouding onder de Staten ondenkbaar, dat de inmenging van Nederland de Vlamingen zou kunnen helpen. Integendeel, zonder de macht om zijn eischen door te zetten, maakt men zich belachelijk en prikkelt men tot verdere maatregelen van de tegenpartij, waarvan zij, die men helpen wil, de slachtoffers worden. Was Nederland de groote macht, die door alle Staten moest worden ontzien, dan zou zijn houding tegenover België dezelfde kunnen zijn als die van Frankrijk, zij 't met een tegenovergesteld doel. Men denke niet, dat wij geen oog hebben voor de ondergeschikte positie der Vlamingen in het Belgische Staatsverband. Wij lieten geen gelegenheid voorbijgaan om te doen uitkomen, hoe diep wij gevoelen, welke | |
[pagina 103]
| |
groote belangen betrokken zijn bij eene krachtige verheffing van het Vlaamsche volk. De oude jaargangen van Neerlandia kunnen het bewijzen. Die belangen betreffen dat volk zelf in de eerste plaats, die betreffen ook België als Staat, die betreffen niet minder Nederland. Onverschilligheid voor hetgeen in Vlaanderen gebeurt is voor Nederlanders misdadig. Maar de Vlamingen hebben zelf uit te maken welk bestuur, welken vorm van bestuur zij wenschen. Zij moeten derhalve ook beslissen of en in hoeverre ze zelf-regeering verlangen. Commandanten van het Hollandsche Eskader in Japan.
Hierbij komen wij echter op iets anders, wat voor de Vlamingen van 't grootste belang is, maar ook voor den geheelen Dietschen stam, en in 't bijzonder voor Nederland als stamland en buurman van Vlaanderen. Om zelf-regeering tot zegen van het volk toe te passen, de algemeene welvaart, het geluk van het volk te bevorderen, is noodig algemeene ontwikkeling. Daar komen wij op het gebied, waar Nederlanders en Vlamingen elkaar kunnen vinden: laten wij de cultureele banden zooveel mogelijk aanhalen. Eene drukke wisselwerking moet aan beide volken ten goede komen. Vlaanderen vecht thans met alle kracht voor eigen degelijk onderwijs. Aldus van alle zijden samenwerkende, kan het gelukken de geestelijke kracht en materieele welvaart van het volk op te voeren. Zelf-regeering komt dan van zelf, althans komt dan een einde aan de grievende achterstelling, waaraan thans Vlaanderen zich tracht te ontworstelen. Het Hoofdbestuur van het A.N.V. zal voortgaan in den geschetsten geest te arbeiden, zooveel de ontwikkeling der verhoudingen en omstandigheden dat mogelijk maakt! Het blijft daarbij dan binnen de grenzen van het doel van het Verbond, zooals dat in de statuten door de leden van het Verbond is omschreven. De heer Van Es en de zijnen overschrijden die grenzen, teekenen het doel van het Verbond op hunne wijze, afwijkend van de bestaande grondregelen, en verklaren dan: Gij hoofdleiding doet Uw plicht niet, gij houdt U niet aan het doel van het Verbond. Wij vertrouwen thans het onredelijke van deze beschuldiging in het licht te hebben gesteld. |
|