Mededeelingen en Allerlei.
Des Zangers Macht.
De heer Lugard schrijft ons:
Ik ontving van verschillende zijden bewijzen van instemming met mijn denkbeeld, dat zangers van naam in den vreemde, waar men Nederlandsch denkt of iets voelt voor ons land onze taal, onze beschaving, Nederlandsche liederen zouden zingen.
Men vraagt echter, hoe dit het beste ware te bevorderen.
Ik zou daarvoor o.a. willen aanbevelen, dat door ons Hoofdbestuur en door alle leden, die in min of meer geregelde betrekking staan met Nederlanders in den vreemde en buitenlandsche vereenigingen, die de belangen bevorderen over en weer van haar land en ons vaderland, de aandacht worde gevestigd op het artikel ‘Des Zangers Macht’ in het Mei-nr., met de mededeeling, dat ons Hoofdbestuur gaarne zijn bemiddeling zal willen verleenen bij het regelen van zangavonden in den vreemde door Nederlandsche kunstenaars.
Als in Indië, Zuid-Afrika, Vlaanderen, onze vrienden de schouders er eens onder zetten, om zulke kunstreizen van onze zangers voor te bereiden, dan zullen zij daarmede een uitnemend werk doen en zeker den dank oogsten van allen, die voor onze idealen voelen en er voor willen werken en strijden.
Het Nederlandsche lied moet klinken over den ganschen aardbodem, waar men voelt voor ons land en voor ons volk.
Onze Nederlandsche barden, de beste onzer zangers moeten het in den vreemde zingen, het dierbaar vaderland tot eere.
Wie steunt niet gaarne dit streven?