heeft. De grief tegen het A.N.V. tijdens den oorlog was: dat het in zijn lijdelijkheid zijn leiderstaak verzaakte. En dat het Hoofdbestuur druk oefende op de Groep, om toch vooral aan de ij vast te houden voor de ei, zoowel in zijn houding naar binnen als naar buiten (tegenover Vlaanderen).
* * *
Dit inzicht, dat de uitkomst van den arbeid van heel het A.N.V. staat of valt met hetgeen Nederland is en doet (want voor een slap en achterlijk volk is het onmogelijk de trouw en gehechtheid der buitenwonende land- en stamgenooten te binden) bepaalt nu ook vanzelf de beteekenis, die Groep Nederland noodzakelijk in het Verbond moet innemen. Als de heer Emants betoogt, dat zij de kern van het Verbond moet uitmaken, stelt hij dus m.i. slechts een psychologisch feit vast, doch bedoelt daarmee natuurlijk niet, dat, dat de Groep nu ook de andere Groepen moet overheerschen. Integendeel. In ons Verbond moet niet één Groep, of een combinatie van Groepen andere overheerschen, maar de verschillende Groepen moeten in vrije en vrijwillige samenwerking, in een federatief verband, de gemeenschappelijke belangen behartigen, juist onder volkomen vrijlating van elke groep, om zelfstandig te doen, wat zij in eigen omgeving noodig vindt. Dit beteekent: afschaffing van een Hoofdbestuur dat zich boven de groepen als de aangewezen leiding over alles beschouwt, en zijn vervanging door een Federatief Bestuur, voor de gemeenschappelijke belangen der Groepen.
Bij dit stelsel loopt, wat de heer Loosjes wenscht, geenerlei gevaar in het gedrang te komen, terwijl de malaise, die Groep Nederland, onder den druk van het Hoofdbestuur, nog steeds niet heeft kunnen afschudden, dan vanzelf verdwijnen zal.
(w.g.) L. SIMONS.
Den Haag, 7 Febr. 1920.
Het verschil in karakter tusschen het Hoofdbestuur, zooals het volgens de Statuten bestaat, en een z.g. federatief bestuur, ontgaat ons.
De Groepen kiezen haar afgevaardigden in het Hoofdbestuur, dat uitsluitend door dezen wordt gevormd, alzoo eene zuivere federatie, en dat te meer, omdat de Groepen binnen de grenzen van hare reglementen en in binnenlandsche aangelegenheden volkomen zelfstandig zijn. De eisch is alleen, dat zij zich houden aan doel en middelen van het Verbond volgens de Statuten en Reglementen en zich niet mengen in de aangelegenheden van andere Groepen en Zelfstandige Afdeelingen van het Verbond.
Gaat men verder, dan tast men de zelfstandigheid van anderen aan, bemoeilijkt hun werk.
Het Hoofdbestuur verpersoonlijkt de eenheid in het Verbond, zorgt dat de zelfstandige deelen samen een onwrikbaar geheel vormen, en is door zijn samenstelling het aangewezen lichaam om de zelfstandige deelen bij de vervulling van haar taak te steunen.
Bedoelt de heer Simons met een ‘federatief bestuur’ een lossere band dan het Hoofdbestuur vormt, dan krijgt men feitelijk verschillende bonden, die aldus, door het gebrek aan een stevig onderling verband, belangrijk aan kracht moeten inboeten.
De spreuk onzer vaderen ‘Eendragt maakt Magt’ blijve onze richtsnoer.
Red.