Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaanderen.Een der zwaarste verwijten, die mate van straf en schuld aanzienlijk verzwaarden, is in het oog van den Belgischen rechter tegenover de zoogenaamde activisten, steeds de poging geweest tot benadeeling van het vaderland. Vaderlandsliefde immers was de hoogste burgerdeugd en burgerplicht; afwijking daarvan groot politiek misdrijf. Inderdaad echter staat het begrip vaderland niet vast. Verdrukte groepen als de Ieren, de Polen, de Finnen en de Vlamingen kunnen zich onmogelijk opwinden tot een liefde voor het vaderland, even groot als die echt of geveinsd wordt beleden door de vreemde overheerschers. Wanneer een groep der volksgemeenschap lang achtereenvolgens en stelselmatig zich zelf, met uitsluiting van de andere groep, het vaderlanderschap toeeigent, dan spreekt het van zelf, dat slechts in theorie en uitwendig van een gemeenschappelijk vaderland sprake kan zijn. Geleidelijk scheidt zich het officieele vaderland van het natuurlijke; het eerste wordt gevierd krachtens voorschrift en overlevering; het laatste heeft het hart. Overwegingen van dien aard zijn door de Vlamingen lang verzwegen. Daarom treft het artikel van Dr. A. van de Perre aan het hoofd van ‘De Standaard’ van 1 Jan., waarin de vraag wordt beantwoord ‘Waar zijn de Vijanden van het Vaderland’? Bij een groote groep van ambtenaren heeft volgens hem het vaderland de beteekenis ‘van den panache, den degen, decoraties en gunstbewijzen’. Die gunstbewijzen zijn de verklaring van het overloopen van eerzuchtigen en behaagzieken uit de gekleineerde groep naar die der regeerenden; gelijk alle overloopers zijn die in den regel de onverzoenlijkste haters van hun vroegere omgeving. In Vlaanderen heeten zij Franskiljons; met de Walen zou voor de Vlamingen te spreken zijn; met de Franskiljons nooit. Volgens Dr. Van de Perre is de democratische opvatting van vaderlandsliefde in de eerste plaats volksliefde, eenheidsgevoel. Waar dit ontbreekt, kan de Staat met zijn gezag zijn rechten verweren, maar Staat en Vaderland zijn niet hetzelfde. Vaderlandsliefde is niet te vergen van een die in de volksgemeenschap achteruitgezet wordt. ‘Waar rechtvaardigheid heerscht daar is vrede. Hij, die zich in zijn recht stelselmatig gekrenkt gevoelt, wordt en is verbitterd. Liefde, dus ook vaderlandsliefde, zoekt geen schuilplaats in verbitterde harten. Eens komt een verdrukt volk in opstand. Die opstand kan tijdelijk door geweld onderdrukt worden. Maar zoo zeker als de dag van morgen, wordt eens de opstand te machtig’. Rechtvaardigheid alleen kan onheil afwenden, maar die rechtvaardigheid moet niet worden afgesmeekt; zij meet worden geschonken uit volle plichtbesef. ‘'t Is niet aan de Vlamingen, dat de taalvrede moet worden gevraagd. Aan hen hoort het integendeel hun tegenstrevers daarover te vragen, want het zijn de Vlamingen, die altijd op dit gebied de onterfden der wet blijven en vooral van de bestuurlijke toepassing’. * * *
Verwant aan het artikel van Dr. Van de Perre is het hoofdartikel in ‘Het Laatste Nieuws’ van 1 Febr., getiteld: De Ware Schuldigen. ‘Vlamingen, heet het daar, die door grondwettelijke middelen aan hun volk zijn volle recht willen verzekeren, zijn slechte burgers, oproerlingen enz. De kaste, die met den steun van eenige misleide Walen, de Vlamingen er onder wil houden en daartoe middelen voorstaat, zooals de tsaar van het uiteengespatte Rusland er op nahield in Siberië, zijn patriotten en mannen van orde’! ‘Het onrecht voelen de Vlamingen inderdaad aan den lijve in het bestuur, het onderwijs, het leger en tot zelfs in het gerecht’. ‘Aan de Vlamingen den indruk geven, dat zij zullen behandeld blijven als een minderwaardig ras, is olie gieten op het vuur; de oplossing der Vlaamsche kwestie willen tegenhouden door een bondgenootschap van Walen en Franskiljons, is werken voor de bestuurlijke scheiding; de gevangenissen vol steken met Vlamingen, is werken voor een soort Vlaamsch Sinn Fein. Vrede en recht moeten samengaan, want zonder recht is er geen vrede denkbaar. En geraakt de vrede ooit verstoord - wat een ramp ware voor iedereen en allen - dan zullen de grootste schuldigen zijn de heeren van de anti-Vlaamsche kaste, die hier een rol trachten te spelen, zooals de zelfzuchtige en bekrompen hovelingen van het tsaristische rijk.’ * * *
Ziehier eenige uitingen van zoogenaamde passivistische bladen, die van Cauwelaert en Hoste. Verder dan zij, maar niet zoo heel ver, gaat ‘Ons Vaderland’ van de Frontpartij. Toch zijn er ook Vlamingen, die volstrekt niet vinden, dat de behandeling der Vlamingen in België anders dan tijdelijk veel te wenschen overlaat. Uit een brief de volgende aanhaling: ‘Ook de berichten over onze toestanden alhier in de Nederlandsche pers zijn onbegrijpelijk. Men schijnt bij u te denken, dat de Vlamingen en meer bepaald de Vlaamschgezinden hier zuchten onder een schrikbewind als in den tijd van den hertog van Alva’. Maar de ernstig belangstellenden in Nederland steunen slechts op Vlaamsche bladen, niet op correspondenties in Hollandsche. De waarheid is voorts volgens den schrijver, dat de Vlaamsche Beweging bij velen tijdelijk impopulair is geworden door de schuld der activisten. Daarvan maken de Franskiljons natuurlijk gebruik om victorie te kraaien. Van die activisten kan de schrijver geen goed hoegenaamd hooren. Men ziet daaruit hoe gevaarlijk het voor ons Nederlanders is ons rechtstreeks in dien strijd te mengen. Immers wij worden geslingerd tusschen uitersten; hier iemand, die de positie der Vlamingen in België volstrekt zoo kwaad niet vindt, en aan den anderen kant een woord van bijvoorbeeld het gematigde blad ‘De Gazet’ van Antwerpen, die zijn hart moet luchten over de ‘onmenschelijke behandeling waar dikwerf de Vlaamsche soldaten het slachtoffer van waren’. De feiten door het Kamerlid Marck (‘De Standaard’ 2 Febr. '20) ter staving bijgebracht, werden door den Minister van Justitie erkend als te zijn juist, | |
[pagina 35]
| |
maar volgens de wet geoorloofd. Dit gaan boë ons vuurmaakplek. Evenzoo in de Kamer de verbijsterende uitroep, die dan toch maar een gesteldheid verraadt, toen er Vlaamsch gesproken werd, dat het wel leek of men hier in een vreemde Kamer zat. Een vreemde Kamer! En dat, omdat er Vlaamsch gesproken werd, een der beide grondwettige landstalen! Maar als Vlaanderen voor een Waal vreemd land is, dan ligt het immers niet in België! Van de Gentsche Hoogeschoolkwestie nog geen beslissend nieuws. Deze zaak is niet samengesteld dan alleen voor hen, die de vervlaamsching niet willen. Voor de voorstanders is zij zoo helder als glas: simpel en alleen een kwestie van recht. K.d.J. |
|