Nederland.
Nederlandsche Wetenschap.
Er is herhaaldelijk gewezen op het gevaar, dat er gelegen is in het veelvuldig gebruik van Duitsche studieboeken in ons vaderland, voor het zuiver houden onzer taal bij wetenschappelijk gevormde menschen.
Deze min of meer deftig klinkende aanhef, zal den lezer misschien afschrikken om verder zijn aandacht te schenken aan dit onderwerp, - maar vrees niet, wij zullen niet op die wijze voortgaan bij u een mooi werk in te leiden, dat zoo geheel ligt in de lijn van ons Verbondswerk.
Spreek eens met een arts, een ingenieur, een plantof dierkundige, een beoefenaar der sociale wetenschappen en zet met hem een boompje op over zijn vak - in minder dan geen tijd heeft hij een groot aantal Duitsche uitdrukkingen en germanismen over zijn lippen laten gaan en vraagt gij hem dan met een schalksch lachje (ook mannen kunnen wel eens schalksch lachen): ‘Toe, zeg dit nu ook eens in zuiver Nederlandsch’ - dan lacht hij verlegen terug en.... kan het niet of slechts met moeite en met horten en stooten.
Het Duitsch, waarin ons zoo veel van het wetenschappelijk voedsel wordt voorgediend is ons zoo eigen, wij lezen en spreken het vaak - al is het dan niet taalkundig juist - zoo gemakkelijk, dat wij er vaak ook in denken, als wij wetenschappelijk denken.
Dat dit een gevaar oplevert voor het zuiver houden van onze taal, schijnt niet iedereen te beseffen; 't verwonderde ons niets onlangs iemand, wiens oordeel wij in vele zaken op prijs hadden leeren stellen, te hooren beweren: ‘Och, dat Alg. Ned. Verbond is zoo eenzijdig in zijn taalstrijd, het is altijd tegen het Fransch, maar schijnt de gemakkelijke overwinningen van het Duitsch op taalgebied buiten beschouwing te laten’. Wij wezen den man wel terecht, maar konden ons zijn opmerking wel begrijpen; vooral in de laatste jaren lijkt het gevaar uit het Zuiden zooveel grooter, omdat het er strijdlustiger en strijdvaardiger uitziet, omdat een Alliance française haar openlijke propaganda voert, omdat er een zoo'n verwoede strijd gestreden wordt even over onze zuidgrens tegen het ons zoo nauw verwante Vlaamsch.
Maar juist het gevaar, dat ons besluipt zonder dat wij het zien, zonder dat wij zijn aanwezigheid gewaar worden, een gevaar, dat wij als een Trojaanschen klepper binnenloodsen, met gejuich en welkomstkreten, zoo'n gevaar is een grooter gevaar, is gevaarlijker.
Daarom zullen wij zoo gaarne met gejuich en vreugdekreten het streven begroeten van de mannen, die onder leiding van Prof. Dr. J. de Zwaan, als voorzitter en Dr. H.H. Zeijlstra Fz., als secretaris, de Volks-Universiteits-Bibliotheek uitgeven.
Wetenschappelijke werken, van gedachte en van woord zuiver Nederlandsch, bestemd voor menschen, die uitsluitend, of bij voorkeur, in hun moedertaal willen of kunnen lezen, zij zullen ons geworden als welkome strijders tegen dien uitheemschen invloed op wetenschappelijk gebied.
Wij meenen, dat de leden van het Algem. Nederl. Verbond goed zullen doen deze uitgaaf met kracht te steunen. 't Is wel jammer, dat het A.N.V. er zelf niet zijn stempel op kon drukken; maar wij zullen hopen, dat, nu de oorlog met zijn naweeën op ons gebied grootendeels voorbij is, het A.N.V. ook weer eens aan den slag zal gaan en zich zal laten gelden overal waar verwacht mag worden, dat het Algem. Nederl. Verbond aan de spits zal gaan of wel de spits zal afbijten.
* * *
Van deze werkjes, in handig formaat, verschenen bij de Erven F. Bohn te Haarlem: Prof. Dr. J.J. Salverda de Grave: ‘Italië's letterkunde’; Prof. J.C.v. Eerde: ‘Inleiding tot de volkenkunde van Nederl.-Indië’; Prof. Dr. F.J.J. Buytendijk: ‘Psychologie der dieren’.
Weldra zullen volgen: Dr. G. Holst: ‘Electrische lichtbronnen en haar eigenschappen’; Dr. E.B. Kielstra: ‘De vestiging van het. Nederlandsche gezag in den Indischen Archipel’; Prof. Mr. A.H.M.J. van Kan: ‘Inleiding tot de Rechtswetenschap’; Prof. Dr. Th.J. Stomps: ‘Erfelijkheid en Chromosomen’, ‘Bevruchting en generatiewisseling in het plantenrijk’, ‘Afstammingstheorieën’; Dr. K.H.E. de Jong: ‘De magie bij de Grieken en Romeinen’; Prof. Dr. N.C. Hesseling: ‘Nieuw-Grieksche letterkunde’; Prof. Dr. H.T. Colenbrander: ‘Groote mannen uit onze koloniale geschiedenis’; Ds. J.J. Thomson: ‘Inleiding tot den Russischen roman’; Dr. H.J.F.W. Brugmans: ‘Psychologische methoden en begrippen’; Prof. Dr. G.J. Thierry: ‘Beknopte geschiedenis van Vóór-Azië in de Oudheid; 1. tot aan de 10e eeuw voor Christus; 2. van de 10e eeuw tot aan de 6e eeuw voor Christus’; Dr. D.H.Th. Vollenhoven: ‘Moderne stroomingen in de Fransche Wijsbegeerte. Natuurwetenschappelijke Denkers. Cultuurphilosophische Denkers; Dr. J.D. Bierens de Haan: ‘Nieuwere geschiedenis der wijsbegeerte’; Prof. F. de Haan: ‘Spaansche Letterkunde’; Prof. Dr. J.D.v.d. Waals: ‘Ruimte en Aether’; Prof. Dr. Tj. de Boer: ‘Wijsbegeerte der Moslimsche volken’; Just Havelaar: ‘Nederlandsche schilderkunst van Bosboom tot op heden’; Prof. Dr. K.H. Roessingh: ‘De moderne richting in Nederland’.
Er zijn zes afdeelingen: Godsdienst, Wijsbegeerte en Kunst, Geschiedenis, Sociale Wetenschappen, Natuur-