Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Ingezonden.Het oorspronkelijk hoofddoel van het Algemeen Nederlandsch Verbond.Geachte Redactie,
Het zal U niet verwonderen, dat men de aandacht van iemand, die zich eenige jaren geleden veel moeite gegeven heeft om aan te toonen, dat het Hoofdbestuur van het A.N.V. zich allesbehalve behoorlijk van zijn taak kweet, gevestigd heeft op het artikel van Marcellus Emants in het Jan.-nr. van ‘Neerlandia’, waarin aanmerkingen op het beleid van het Hoofdbestuur worden gemaakt. Bij de lezing ervan bleek mij echter, dat de heer E. zich allerminst als een - te laat - in het strijdperk komend medestander van den ondergeteekende heeft ontpopt, al richt hij ook zijn pijlen op het Hoofdbestuur. Geen deel meer uitmakend van het A.N.V., zou het onbescheiden van mij zijn, als ik uitvoerig ging uitweiden over de vraag, of het wenschelijk is, dat wat aanvankelijk voor het Verbond bijdoel was, hoofddoel wordt. De heer Emants meent deze vraag bevestigend te moeten beantwoorden, ik ontkennend. Intusschen is ‘de nieuwe geest’, die den heer E. verheugt, in wording, en het staat niet aan een niet-lid, over deze zijns inziens droevige verwording in dit blad een afkeurend oordeel uit te spreken. Ze kan hem slechts weerhouden wederom tot het Verbond toe te treden. Wel zal het mij veroorloofd zijn aan te toonen, dat de heer Emants den door hem gewenschten ommekeer mijns inziens niet geheel juist voorstelt en het feit verdoezelt, dat men door het bijdoel tot hoofddoel te maken, geheel in strijd komt met de bedoelingen van de oprichters van het Verbond, en dat het Verbond er een geheel ander karakter door krijgt. Want veel te zwak is het uitgedrukt, dat de bedoeling aanvankelijk is geweest enkel ‘een Verbond te stichten tot instandhouding en versterking van de banden, die Nederlanders buiten Nederland (daaronder ook de Vlamingen en Zuid-Afrikaners te verstaan) vereenigden met Nederlanders binnen Nederland’. Om dit te bewijzen moet iets verteld worden van het ontstaan en de oudste geschiedenis van het Verbond. En opdat men er mij niet van zal verdenken, dat ik de feiten verdraai, schrijf ik hieronder letterlijk over - eenige minder ter zake doende bijzonderheden weglatend - wat in het propagandaboekje van het A.N.V., samengesteld door den administrateur (de 3e duk ervan verscheen in 1913)Ga naar voetnoot*) daarover werd medegedeeld. ‘3 Februari 1893 bevatte “de Nederlander” van Chicago een artikel: Heeft de Nederlandsche taal een toekomst? door J. Hoddenbach, die er op wees, hoeveel grooter ons taalgebied is, dan velen denken: Nederland, Vlaanderen, Curaçao, Suriname, Ned. Oost-Indië, Zuid-Afrika, Nederl. volksplantingen in de Ver. Staten van N.-Amerika. Naar aanleidnig daarvan zond de heer H. Meert, leeraar in Vlaanderen, een artikel aan “de Nederlander”, waarin hij uitvoerig het Nederlandsch Taalgebied beschreef en inlichtingen gaf omtrent de verspreiding van onze stam- en taalgenooten, de Boeren, over Zuid-Afrika; niet alleen in de Kaapkolonie, den Oranje-Vrijstaat, de Z.-Afrik. Republ. en Natal, maar van de Kaap tot aan de Sambezie en den Evenaar. De heer Meert stelde voor: de oprichting van een Verbond, dat zou omvatten alle ontwikkelde stamgenooten over de wereld, die gehecht zijn aan hun taal en zelfstandigheid en deze willen handhaven. Indien alle ontwikkelde Nederlanders, Vlamingen en Zuid-Afrikaners zich daarbij aansloten, zou men een invloedrijke vereeniging krijgen, die stellig veel zou kunnen doen tot handhaving en verspreiding van onze taalGa naar voetnoot*). Deze gedachte vond bijval in Amerika..... 27 April 1895 trad de heer Meert op als spreker in het Kunstgenootschap “De Distel” te Brussel, met het onderwerp: “de uitgebreidheid van het Nederlandsch taalgebied.” Daar werd toen besloten tot oprichting van het Algem. Nederl. Verbond. 11 Juli 1896 verscheen te Gent het eerste nummer van Neerlandia, orgaan van het Verbond.:.. 26 Aug. 1896 werd op het 23e Nederl. Taal- en Letterkundig Congres te Antwerpen het Hoofdbestuur van het A.N.V. samengesteld als volgt...... Zonder iets van het A.N.V. te weten, tot welks ontstaan de stoot te Chicago was gegeven, schreef de heer Beauchez uit Soerabaia een opstel in Vragen van den Dag, onder den titel Onze Taal, waarin hij den wensch van Veth tot den zijne maakte, dat er een genootschap mocht tot stand komen, dat alle Nederlanders over de wereld in één stambroederbond zou vereenigen, dat zou ijveren voor de verspreiding van de Nederlandsche taal overal waar zulks doelmatig kon geschieden en dat er voor zorgen zou, dat geen Nederlandsch gezin, het moederland verlatend om zich elders neer te zetten, aan onzen stam zou ontvallen. Eindelijk deed, op het Nederl. Congres te Dordrecht in Aug. 1897, de voorzitter Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, nog onbekend met de ontwikkeling van het bestaande A.N.V., het voorstel om een Algemeen Nederlandsch Taalverbond op te richten.... 3 April werden op het stadhuis te Antwerpen de Statuten besproken en vastgesteld.’ Tot zoover het propagandaboekje. Die statuten van 1898 zijn niet in mijn bezit, het zal voor Neerlandia niet moeilijk zijn ze af te drukken. Maar reeds uit het hierboven aangehaalde blijkt voldoende, dat men niet slechts ‘banden’ tusschen Nederlandsch-sprekenden wilde ‘instandhouden en versterken’, maar dat men een strijdbaar lichaam wilde oprichten, dat in de eerste plaats opkwam voor de belangen van de Nederlandsche taal ‘overal waar deze kwijnt of bedreigd wordt’, zooals ook de omslag van Neerlandia tot voor eenige jaren (toen àl te duidelijk bleek, dat men dit juist als het 't meest noodig was niet deed, omdat het.... zoo moeilijk was) op een in het oog loopende plaats te lezen gaf. Na de verplaatsing van den zetel van het A.N.V. naar Dordrecht is langzaam aan het oorspronkelijk doel verwaterd. Ik meen dit te moeten wijten aan den lust, om spoedig vele N.-Nederlanders tot het lidmaatschap te kunnen overhalen, en aan den invloed van Friezen als Dr. Schepers en Dr. Buitenrust Hettema, die in het A.N.V. niet thuis zouden hebben behoord, als slechts met taal- niet met landsgrenzen werd rekening gehouden. Deze verwatering, deze verwording, had kùnnen en mòèten tegengegaan zijn. In dit tijdperk zijn àl te veel leden toegetreden, die voor het hoofddoel slechts matige belangstelling hadden. Toch bleef het behartigen der taal- en stambelangen hoofddoel (al werd dit doel nu juist niet met kracht nagestreefd); daarnaast hield Groep Nederland zich in mindere of meerdere mate onrechtstreeks bezig met de verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam, door te pogen de kracht van het Nederlandsche volk te verhoogen, wat het m.i. aan anderen had moeten overlaten. Stam en volk werden verward; vergeten werd, dat bedoeling en statuten van het A.N.V. Groep Nederland rechtstreeksche behartiging der taal- en stambelangen voorschreven. Het A.N.V. werd halfslachtig. | |
[pagina 25]
| |
De oorlog breekt uit en het bleek plotseling, dat het Verbond al heel weinig voor het instandhouden en versterken van de banden tusschen de Nederlandsch-sprekenden kon uitvoeren, meent de heer Emants. In tweeërlei opzicht onjuist gezegd, naar mijn oordeel: in de eerste plaats had - zooals ik hierboven reeds aantoonde - het Hoofdbestuur nog wel iets anders te doen dan zich met die ‘banden’ bezig te houden; in de tweede plaats lijkt het mij juister te zeggen, dat bij het uitbreken van den oorlog het Hoofdbestuur niet bij machte bleek te zijn, zijn, het worde toegestemd, zeer moeilijke taak te vervullen. Men weet de treurige gevolgen van het stilzitten en lijdelijk toezien: het activisme ontstaat, en geen leiders van Groot-Nederland beteugelen zijn goedbedoelde, maar ontaktische en door gevoelsoverwegingen ingegeven dwaasheden.... Ziehier een stukje geschiedenis van het A.N.V., dat leert hoe de leiding het Verbond halfslachtig liet worden, en toen het meer dan ooit geroepen werd het hoofddoel te behartigen, dit naliet; de treurige gevolgen van deze nalatigheid had ik voorzien, vandaar mijn felheid in 1915. Wel begrijpelijk, dat men thans wil beproeven het hoofddoel tot bijdoel te maken. Halfslachtig blijft het A.N.V. dan min of meer, doch thans wordt het een halfslachtigheid, die aan het Verbond, zooals ik reeds in den aanvang zeide, een geheel ander karakter geeft. Natuurlijk heeft men hiertoe alleszins het recht. Mij was 't er slechts om te doen het verschil met den ‘nieuwen geest’ en de oude bedoelingen scherper te belichten dan de heer Emants deed. Indertijd heb ik mij er hoofdzakelijk toe bepaald personen aan te vallen, wier invloed op de leiding ik verderfelijk achtte voor het Verbond, omdat eerst na hun verwijdering uit het Hoofdbestuur verbetering zou kunnen intreden, niet noodzakelijk zòù intreden, natuurlijk. Het zal misschien sommigen leden belang inboezemen - o, ik zeg het waarlijk niet om nog propaganda te maken voor mijne denkbeelden - dat ik mij de reorganisatie van het Verbond aldus, in enkele groote trekken geschetst, had voorgesteld: ‘de leiding van het Algemeen Nederlandsch Verbond berust bij een bezoldigd algemeen secretaris, wiens macht in door de statuten nauwkeurig omschreven gevallen beperkt wordt door een uit afgevaardigden der groepen samengesteld Hoofdbestuur, en die tevens het orgaan redigeert, daarin bijgestaan door een commissie van redactie, welker leden door de groepen worden aangewezen. Elke groep mag zich slechts bezighouden met het rechtstreeks behartigen der taal- en stambelangen en alleen met goedvinden van het Hoofdbestuur gelden afdragen aan Vereenigingen, wier werk naar de meening van het Groepsbestuur onrechtstreeks die belangen ten goede komt. Uitdrukkelijk wordt in de statuten verklaard, dat het Verbond strijd voert voor de Nederlandsche taal en dit als zijn hoofddoel heeft te beschouwen. Alles wordt met zorg uit de statuten geweerd, waaruit kan worden opgemaakt (zooals het Hoofdbestuur tijdens den oorlog deed), dat het Verbond zich niet op politiek terrein mag begeven. Het Groepsbestuur mag zich slechts bezig houden met vraagstukken welke uitsluitend zijn gebied betreffen; bij verschil van meening beslist het Hoofdbestuur.’ Zooals men ziet vrijwel het tegenovergestelde van wat de heer Emants wil en van de richting, die men reeds ingeslagen is. En men zal mij willen toegeven, dat op die wijze méér de oorspronkelijke bedoeling van het Verbond tot haar recht zou zijn gekomen. Maar dáárom zou men er nog niet de voorkeur aan moeten gegeven hebben; maar wèl omdat het een Verbond, als ik schetste, reden van bestaan geeft en een Verbond, als de heer Emants er van maken wil.....? Het antwoord op die vraag geeft m.i. de lange lijst van vereenigingen, welke reeds ter verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van het Nederlandsche volk werkzaam zijn. Moge blijken, dat ik mij vergis, en dat het van zijn oorspronkelijke bedoelingen afgedwaald Verbond nog nuttig werk kan verrichten, al trekt het mij niet aan. Hopend dat de bovenstaande regelen van iemand, die het A.N.V. zéér heeft liefgehad (het A.N.V. dat zoo schoon had kunnen zijn, doch zoo misvormd werd), wel zult willen plaatsen in het eerstvolgend numer van ‘Neerlandia’, teekent, met dank voor de verleende gastvrijheid, A. LOOSJES, oud-lid van het A.N.V. Amsterdam, 12 Januari 1920.
Aan den heer Loosjes wordt gastvrijheid verleend, evenals aan den heer Emants, die een gansch ander geluid deed hooren. Wij vreezen de critiek niet, zien daarin integendeel een heilzamen prikkel tot krachtig handelen. De heer Loosjes althans ziet zeer goed in, dat de centrale leiding van het Verbond moet berusten bij het Hoofdbestuur, samengesteld uit de afgevaardigden der Groepen, zooals thans ook het geval is. De heer Emants daarentegen wenscht de leiding van het Verbond te zien overgebracht bij Groep Nederland, eene gedachte die, werd zij werkelijkheid, ongetwijfeld in den kortst mogelijken tijd het Verbond te gronde zou richten. Het is immers onaannemelijk, dat men in Oost- en West-Indië, in Vlaanderen en andere streken der aarde zich zou neerleggen bij de leiding van eene organisatie, waarin de verschillende groepen van het Verbond niet hunne vertegenwoordigers aanwijzen. De zucht om de macht te geven aan Groep Nederland is een nieuw bewijs, dat de oude bedilzucht der Nederlanders, die onder land- en stamgenooten in het buitenland de sympathie voor Nederland zooveel kwaad gedaan heeft, nog altijd niet is uitgedoofd. Ten onrechte meent de heer Loosjes, dat het arbeidsveld van het Verbond ook door anderen wordt betreden. Wij kennen althans geen andere Vereeniging, die zich ten doel stelt de banden tusschen de verspreide deelen van ons volk en onzen stam te versterken, ter bevordering van het gevoel van saamhoorigheid en de daaruit voortvloeiende ontwikkeling van de economische en geestelijke betrekkingen. Wij doen daarmee niet te kort aan den arbeid van de N.Z.-A.V., die echter slechts een onderdeel tot arbeidsveld heeft en die daarbij hoofdzakelijk de belangen van de stamverwanten in Zuid-Afrika op het oog heeft, terwijl het A.N.V. naar wisselwerking streeft. Dat het bestaansrecht van het Verbond ook door buitenstaanders wordt erkend, bewijst het sterk opgeleefde gevoel van nationaal bewustzijn en saamhoorigheid, zoo hier te lande als ver in den vreemde. In ons hoofdartikel in dit nummer vindt men eene aanhaling uit een artikel in de Vragen des Tijds, van Prof. Dr. G. Kalff, waarin men ongevraagd eene bevestiging vindt van dit oordeel. Ongetwijfeld zijn er fouten gemaakt, en fouten zullen ook in 't vervolg niet kunnen vermeden worden. Maar er zal gewerkt worden, met kracht om nader te komen aan het doel: het leggen van sterke, geestelijke en economische banden tusschen Nederland en alle Koloniën, nederzettingen en volken, waar het Nederlandsche stamleven dat mogelijk maakt. Red. |
|