Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Z. Exc. S. DE GRAAFF,
de nieuwe Minister van Koloniën. | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
De geestelijke ontwikkeling van Indië gaat te midden van het wereldrumoer geregeld haar gang; het aantal van hen, die daarvoor warme belangstelling koesteren, neemt met den dag toe. Die belangstelling bleek o.a. bij het Tweede Koloniaal-Onderwijscongres,dat op 22, 23 en 24 October j.l. te 's-Gravenhage gehouden is onder 't voorzitterschap van de welbekenden strijder voor Indië's hoogere belangen, Mr. I.H. Abendanon, oud-Directeur van Onderwijs in Nederl.-Indië. Aanwezig waren vele personen van invloed en ook velen, die door kennis en ervaring mogen gerekend worden tot hen, die ter zake recht van spreken hebben: Professoren, leeraren, onderwijzers, zendelingen enz. enz. Het gaat niet aan alle namen te noemen - en dat zou tot niets dienen, alleenlijk worde vermeld, dat ook aanwezig was de Kroonprins van Djocjacarta, die door den voorzitter werd welkom geheeten als een ‘trait-d'union’ tusschen Moederland en Kolonie. Voorts werd een der zittingen, die gewijd was aan het ‘practisch meisjesonderwijs’, bijgewoond door H.M. de Koningin-Moeder en Z.K.H. den Prins der Nederlanden. De openingsrede werd gehouden door den waarn. Minister van Koloniën, Mr. Ruys de Beerenbrouck, aan welke rede wij eenige zinsneden ontleenen [vooral omdat daaruit zoo duidelijk blijkt, dat in den laatsten tijd zeer veel voor Indië is en wordt tot stand gebracht]:
‘In Indië is sedert het eerste Koloniaal-Onderwijs-congresGa naar voetnoot*) reeds veel tot stand gekomen; in de eerste plaats het voorbereidend hooger onderwijs voor alle bevolkingsgroepen. De Algemeene Middelbare School te Djocjacarta werd eenige maanden geleden geopend; een Technische Hoogeschool gelijkwaardig aan de Delftsche wordt geopend in 1920.’ ‘In afwachting dat Indië zelf volledig in de behoefte aan Hooger Onderwijs zal zijn voorzien, is dit jaar een stelsel van studiebeurzen in werking gebracht.’ ‘De lichamelijke opvoeding van de jeugd is in 1917 tot een onderwerp van speciale overheidszorg verheven. Cursussen werden ingesteld tot vorming van onderwijzers als leiders van lichaamsoefeningen.’ ‘Het onderwijs voor Inlandsche meisjes zal weldra door de overheid krachtig aangevat kunnen worden, zoodra de meisjeskweekschool en meisjesnormaalscholenGa naar voetnoot**), die werden opgericht, in voldoend aantal vrouwelijke leerkrachten uit de inheemsche bevolking zullen hebben voortgebracht.’ ‘Hetzelfde geldt ten aanzien van het voorbereidend onderwijs, waarvoor onlangs een kweekschool tot opleiding van fröbelonderwijzeressen uit alle bevolkingsgroepen werd geopennd.’ ‘Door de oprichting van een Hollandsch-Chineesche kweekschool zullen over enkele jaren ook Chineesche onderwijzers en onderwijzeressen kunnen optreden.’
Wat hier opgesomd wordt is dunkt ons niet weinig, al erkende de Minister, dat er nog heel wat werk moet verricht worden. * * *
Wat er op dit congres behandeld werd? Een heele reeks van onderwerpen:
* * * Drie dagen lang werd uitvoerig over deze onderwerpen gedebatteerd. Wat ‘inleiders’, ‘praeadviseurs’ en ‘debaters’ in 't midden brachten, is te veel omvattend om 't hier weer te geven; 't zal wel in een verslag zijn of worden opgenomen, zoodat zij, die in zake de schoolontwikkeling van Indië een beslissende stem hebben, er hun voordeel mee kunnen doen. Op een paar dingen evenwel mag hier de aandacht gevestigd worden: Naar aanleiding van den toestand in Suriname werd het als minder wenschelijk geoordeeld, dat op vele bijzondere scholen de Nederlandsche taal nog niet als voertaal wordt gebruikt. Om den kinderen van de verschillende volksgroepen te gemakkelijker eenige ontwikkeling bij te brengen, bedient men zich hier van 't Neger-Engelsch, ginds van 't Chineesch, elders van 't Hindostansch. Noodig wordt geacht, dat algemeen 't Nederlandsch als eenheidstaal wordt aangenomen en dat behoorlijk betaalde onderwijzers met het onderwijs worden belast.
Bij de behandeling van onderwerp b. (Onderwijs voor Chineezen in O.-Indië) trad hetzelfde vraagstuk naar voren. Er was een strooming, die bepaaldelijk een Chineesche opleiding, ook op taalgebied, voor de Chineezen wenschte; anderen daarentegen, waaronder de voorzitter, zagen daarin geen heil. Aan 't slot van het debat toch merkte Mr. Abendanon het volgende op:
‘Reeds vroeger zijn pogingen in het werk gesteld om Chineesche scholen op te richten, doch deze mislukten. Thans komt die drang opnieuw. Men moet nu het belang van het Chineesche kind en dat van de Regeering in 't oog houden, doch deze kunnen samengaan. Men ziet nu over en weer Europeanen, Chineezen en Inlanders van alle drie soorten scholen, Europeesche, Hollandsch-Chineesche en Hollandsch-Inlandsche gebruik maken. Dit nu is een vingerwijzing. Wij moeten komen tot een eenheidsschool. Bij eene herziening van het Regeerings-Reglement, moeten de bewoners van Indië niet meer in groepen onderscheiden en verdeeld worden, doch zijn allen één, en gelijk op, ook in 't onderwijs!’
Als juist deze woorden werden toegejuicht, moge dit bewijzen, dat althans een groot deel van de vergadering het met den voorzitter eens was. Trouwens, het is, dunkt mij, duidelijk, dat de ontwikkeling geleidelijk dien kant uitgaat. Schrijver dezer regelen was jaren geleden, toen hij trachtte mede te werken aan de opheffing van den Indo-Euroeaan, de meening toegedaan, dat de ‘schuttingen’, oftewel ‘schotjes’, tusschen de verschillende nationaliteiten moesten blijven bestaan. Die meening is evenwel prijs gegeven, nu de ontwikkeling duidelijk genoeg een anderen kant opgaat: Schuttingen en schotjes moeten worden weggeruimd. En wat met name de Chineezen betreft, die zich in Insulinde vestigden, het is de plicht der Regeering (een plicht vroeger verzuimd) te zorgen voor de ontwikkeling ook van deze - voor een groot deel - nuttige staatsburgers. Maar daarbij is het niet de vraag: Hoe zullen wij de Chineezen zoo Chineesch mogelijk maken? (gelijk sommigen schijnen te willen), maar alleen: Hoe zullen wij ook de kinderen dezer medeburgers opleiden tot flinke, edele menschen, gewapend in den strijd om het bestaan? Als Duitschers, Engelschen, Franschen zich in Ne- | |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
derland vestigen, kunnen hunne kinderen gebruik maken van alle daar aanwezige onderwijsinrichtingen. Laat het in Indië ook zoo zijn, maar.... daarbij blijven! Even als bovengenoemde vreemdelingen hun kinderen hun eigen taal kunnen doen aanleeren in Nederland, besta daarvoor in Indië ook gelegenheid voor de Chineezen. Het Chineesche congreslid, de heer Han Tiauw Tjong, zei daarover 't volgende:
‘De Chineezen in Indië hebben kennis noodig met het oog op de economische en industrieele ontwikkeling van China; het onderwijs daarin moet daarom niet bij het Nederlandsch ten achter staanGa naar voetnoot*). Maleisch als voertaal is af te keuren. De Indische Chinees wil niet zijn namaak-Europeaan, maar ook geen namaak-Maleier. Het Nederlandsch is als cultuurtaal voor de Chineezen noodig als sleutel voor het Westen.’
In de vergadering, gewijd aan onderwerp c. (Voorbereidend hooger en hooger onderwijs) was de stemming vrij algemeen en met aandringende kracht pro-hooger-onderwijs. Wel een kentering in luttele jaren tijds! Maar reeds vroeger schreven we, dat er niet veel over te redeneeren valt; 't komt er. Een Medische en Juridische faculiteit werden al aanstonds dringend noodig geacht; wel waren er waarschuwende stemmen die ‘Indië nog niet rijp’ achtten en ‘de tijd nog niet gekomen’; ‘men moet voorzichtig zijn met de toelating, lichte niet de hand en stelle hooge eischen aan de voorbereiding’ enz. enz.; maar ten slotte werd het voorstel van het bestuur, eene commissie te vormen, die nader de faculiteiten welke men noodig acht, zal bestudeeren en een rapport uitbrengen door het congres aangenomen, aan het bestuur de te nemen maatregelen overlatende.
Over de onderwerpen vermeld onder d., e. en f. werd veel belangrijks in 't midden gebracht, dat hier onbesproken blijft. * * *
Vatten we onze indrukken samen, dan is ook dit congres weer een schrede op den weg van vooruitgang. Men zou kunnen zeggen, dat zoo'n samenkomst toch eigenlijk weinig beteekent, omdat er geen enkel beslissend besluit ten gunste van Indië kan worden genomen en dat is ook zoo. Maar.... wij beschouwen dit congres als een barometer, die op onderwijsgebied groote vooruitgang voorspelt.... tot hooger onderwijs - tot een universiteit toe. Een verslaggever van de Avondpost meldt dat de nieuwe Minister van Koloniën in een vraaggesprek mededeelde, dat van een Universiteit voorloopig geen sprake kan zijn. Die mededeeling klinke voor Indië niet ontmoedigend. Bedoeld zal zijn, dat de oprichting van een volledige Universiteit naar Westersche trant nog al voeten in de aarde heeft. Met dat al verrijzen de vakscholen, op den voet van hooger onderwijs geschoeid, de eene na de andere. En dat heeft Insulinde op 't oogenblik 't meest noodig. Men zegt in Indië wel eens: Boleh bilang ‘tevredenGa naar voetnoot**)’ (men kan zeggen ‘tevreden’). En..... dat zeggen wij nu ook. 's-Gr. v.L. |
|