Ingezonden.
Nederland en België.
Onder dezen strijdkreet zouden wij Nederlanders het thans willen noemen, werden de leden der Haagsche afdeeling van het Ned. Verbond door het afdeelingsbestuur samen geroepen op Dinsdag 27 Mei l.l.
Wat ons daar wachtte bevroedden zeker evenmin de talrijke Vlamingen als de, minder trouw opgekomen Nederlanders, en beide cathegorieën der leden zijn vermoedelijk teleurgesteld naar huis gegaan, al verzekerde de sympathieke voorz. ook dat er van een welgeslaagde samenkomst mocht worden gesproken.
Nu, in getalsterkte bedoeld had hij volkomen gelijk, en teleurstelling kon ook moeilijk uitblijven.
Het Belgische lid, de heer Picard, hield een wel wat wazige voordracht, waarvan de strekking m.i. niet vast te stellen was en naar ik meen niemand bevredigde; en leidde daarmee het zeer geanimeerd debat in.
Een Nederlander zei dat het Hoofdbestuur v.d. Bond ons uit elkaar zou jagen als het wist wat hier omging (een vrees die ik niet deelde want iets dat stelselmatig in strijd met het grondbeginsel van den Bond beproefd - ik zeg niet verwacht - werd heb ik niet vernomen, die en nog een Nederl. spreker, hadden verwacht, dat de heer Picard's optreden zou leiden tot een beweging der Vlamingen tegen de schand-annexatieplannen van de Belgische regeering, ten koste van Nederland, en m.i. had men dat, zooal niet van alle Vlamingen (die er zeker den onaangenamen terugslag van den kant der annexionisten van zouden hebben moeten duchten) dan toch zeker van de Vlaamsche leden van onzen Bond mogen verwachten. De heer Picard liet evenwel niet doorschemeren dat men het voornemen gehad heeft of nog heeft een beweging van dien aard ‘en-bloc’, van alle Vlaamsche afdeelingen van den Bond, op touw te zetten of te bevorderen, 't geen sommige Nederl. sprekers wenschten.
Practisch bekeken geloof ik, dat zij dat Danaïdenwerk ook gerust achterwege kunnen laten.
Nu de belusten op ons gebied en onze souvereine rechten zich niet door gevoel van betamelijkheid hebben laten leiden om hun lust het zwijgen op te leggen ondanks de hevige kritiek, ook in Engelsche bladen, is het niet aan te nemen dat zij van hun plannen zouden afzien, omdat een deel ervan of zelfs alle Vlamingen zich er tegen verklaarden! Het zou evenwel vóór het zedelijk bewustzijn der betoogers hebben gepleit! En dat is toch ook iets.
Een Belgisch spreker zeide: ‘Er zijn ons heden avond steenen voor brood aangeboden’ Nu heb ik de steenen niet waargenomen, doch ook bij andere Belgen de teleurstelling wel. En een landgenoot van hem zeide: ‘Het groote vraagstuk is thans: hoe kan Nederland Vlaanderen aan zelfbestuur helpen?’ M.i. luidt het niet gegeven antwoord zoo beslist mogelijk: Nederland kan daaraan niet helpen en eene onverstandige poging daartoe in die volstrekt Belgische aangelegenheid van de Nederlandsche regeering, zou ongetwijfeld de kans op verkrijging van zelfbestuur meer schade doen dan bevorderen.
Ten opzichte van de houding door het Nederl. Verbond aan te nemen aangaande de laatst-behandelde kwestie - het eenige dat in deze vergadering aan de orde kon worden gesteld - gelden m.i. des te meer dezelfde argumenten voor non-interventie, hoeveel sympathie de Bondsleden ook voor de Vlaamsche stamverwanten mogen gevoelen!
's-Gravenhage, 1 Juni '19.
J.B. VAN LOENEN.