Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSuriname.De Koloniale Boekerij te Paramaribo.Meermalen - zelfs in het parlement in Nederland - is de wensch geuit dat de Koloniale Boekerij te Paramaribo, welke een Gouvernementsinstelling is, reeds dateerende van 1857, meer aan haar doel zou beantwoorden en bijna 10 jaren geleden uitte ik ook den wensch, dat deze boekerij, welke zooveel lezenswaardigs bevat, haar schatten voor het publiek zou ontsluitenGa naar voetnoot1). Veel is sedert veranderd. De boekerij is nu geen ‘verborgen schat’ meer en men kan de groep Suriname van het A.N.V. de eer geven het hare te hebben bijgedragen om de hervormingen tot stand te hebben doen komen, waarom zij in 1907 vroeg. Moge het gebouw nog niet beantwoorden aan de eischen, welke men stellen mag aan een leeszaal en boekerij, en de ligging ook verre van gunstig zijn, desondanks is de belangstelling van de burgerij in deze nuttige instelling zeer gestegen, zooals hierna blijken zal en heeft de commissie, bestaande uit 3 leden, aan welks hoofd de Inspecteur voor het Onderwijs staat als voorzitter, reeds veel bereikt. Een reglement werd bij Gouvernements Resolutie van 12 April No. 1223 vastgesteld en bekend gemaakt in het G.A.B. van 7 April 1917 No. 34. Maatregelen werden genomen, om in geval var brand de kostbare boeken en geschriften het eerst in veiligheid te kunnen brengen. Het Koninklijk instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Ned. Indië en het Hoofdbestuur | |
[pagina 79]
| |
van het A.N.V. richtten in 1916 een schrijvenGa naar voetnoot1) aan den Gouverneur van Suriname, waarin wordt aangedrongen op: 1o. de vorming van één krachtige bibliotheek (boekerij en leeszaal) voor Suriname en 2o. het stichten van kleine op vaste tijdstippen ververschte leesbibliotheken te Nieuw Nickerie, Coronie en Albina. Hierbij werd steun toegezegd in den vorm van geleende boeken.Ga naar voetnoot2). Wat aangaat het 2e punt, is al iets bereikt. In Nickerie is nu een boekerij en leeszaal gevestigd, afdeeling van die te Paramaribo. In de Commissie van toezicht daarop werden bij resolutie van 25 November 1918 No. 3858 benoemd: tot lid en voorzitter de Districts-Commissaris van Nickerie, en tot leden de heeren: Ds. H.W. Eldermans, Geneesheer E.R. de Vries, J. Kranenburg en E.C.J. Tubbergen. De pogingen in Coronie gedaan zijn nog niet geheel tot hun recht gekomen. Toch is er al een kleine leeszaal tot stand gekomen. Werd in 1915 de boekerij bezocht door 550 personen, dit aantal steeg in 1916 tot 898, in 1917 tot 1305, terwijl dit, naar mij welwillend werd medegedeeld, tot December 1918 reeds 1666 bedroeg. Evenzoo nam het aantal boeken toe hetwelk is uitgeleend. Was dit in 1915 en 1916 nog slechts onderscheidenlijk 883 en 898 stuks, het jaar 1917 gaf een grooten sprong aan tot 1934 en tot December 1918 is het reeds tot 2465 geklommen. Dit is een verblijdend verschijnsel, dat voor een deel ook kan toegeschreven worden aan de vermeerdering van het aantal boekwerken, welke in 1915 en 1916 tezamen 375 heeft bedragen, en nog grooter zou geweest zijn, als alle bestellingen hadden kunnen worden uitgevoerd.Ga naar voetnoot3) De aanwinsten zijn bekend gemaakt in de beide aanvullingslijsten van 1917 van den Catalogus. Het zou goed zijn als de aanwinsten maandelijks in het G.A.B. werden opgenomen. Wanneer dan eindelijk een bruikbare catalogus verschijnen zal, aan welker bewerking men, meen ik, bezig is, zal dit zeker een groote verbetering zijn en een gemak voor het lezend publiek. De Commissie heeft, naar ik hoor, nog goede plannen, waarvan ik, zonder teveel uit de school te klappen, zeker wel iets mag mededeelen. Zij wil n.l. de boekerij verplaatsen naar een veel grooter, beter gelegen gebouw in de stad, waarop zij het oog gevestigd heeft, waarin dan tevens een begin kan worden gemaakt met de stichting van een Museum. Het schoolmuseum, toebehoorende aan de Vereeniging tot Bevordering van Onderwijs, zou daar tevens worden ondergebracht. Wanneer die plannen uitgevoerd zullen worden, kan nog niet met zekerheid gezegd worden. Veel hangt af van de beschikbare fondsen. Eindelijk weer een museum in zicht, nadat het vorige tien jaar geleden werd opgeheven! Wel verkeerde dit toen in een zeer vervallen toestand, doch men heeft later betreurd de enkele belangrijke daarin voorkomende zaken niet bijeen te hebben gehouden, in plaats van ze te verspreiden over openbare en particuliere onderwijsinrichtingen en de gevangenis. Men brenge nu weer alles terug, zoodra het nieuwe gebouw beschikbaar komt, naar het te stichten museum, roepe de medewerking in der burgerij en van Gouvernements-instellingen om een en ander af te staan en de poging, hoe bescheiden ook, zal dan tot eer der Kolonie wel slagen. Niet langer zal de Britsche nabuur in Georgetown smalend neerzien op de Hollandsche Kolonie, waar aan een museum geen behoefte werd gevoeld en een openbare leeszaal niet aan haar doel beantwoordde. FRED. OUDSCHANS DENTZ.
Parimaribo, 5 December 1918. |
|