Vlaanderen in den Ban.
Uit de Standaard van 13 April 1919:
Sedert geruimen tijd wisten wij dat een rondschrijven in voorbereiding was, waarbij aan alle postkantoren van het land verboden werd een heele lijst van boeken en brochures door te laten.
Wij zwegen, omdat wij dachten dat op het laatste oogenblik, door een herzien van de lijst, de lijn zou worden gehouden tusschen tsarisme en een maatregel van nationaal verweer.
Dat is niet geschied.
Thans worden, tegelijk met anarchistische en militairistische schriften en activistische bladen en brochures, als Staatsgevaarlijk gebrandmerkt, door tusschenkomst van het Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen, de gedichten van Albrecht Rodenbach, de liederen van Hullebroeck, de verzamelde Opstellen en De Kritiek der Vlaamsche Beweging van Aug. Vermeylen, en het Gebed voor Vlaanderen.
Rodenbach! Hij wekte het ideaal in de harten van die vele Vlaamsche knapen die, in de bezieling van zijn woord, gingen stand honden in de vlakten van Dixmuide, die streden met den glans van liefde voor hun volk in de oogen, die vielen voor Vlaanderen.
En Hullebroeck's Liederen? De zuivere zang van Vlaanderen mag niet meer worden gehoord. Het werk van hem die in Nederland ten dienste stelde van onze vluchtelingen en geïnterneerden zijn talent en zijn liefde voor het volk; die in de pijnlijke uren van ballingschap het geliefde thuis te voorschijn wist te tooveren door de bekoring van zijn lied.
In den ban, het Vlaamsche lied.
En Vermeylen's werk? De eerlijke, oprechte denker, de zoeker, die tijdens den oorlog onbesproken wist te blijven, ziet zijn geschriften van vóór den oorlog ‘frappées d'interdiction.’
In den ban de Vlaamsche gedachte.
Voor Vlaanderen mag ook niet langer worden grebeden. Ik herinner mij met welke ontroering de Vlaamsche jongens op die grijze Zondagmorgenden van het front in de stukgeschoten schuren de woorden nazegden, die waren geweld uit het priesterlijke hart van een onzer grootste dichters, en vroegen dat Vlaanderen zou beloond worden voor zijne trouw. Die voor hun volk aanzien, eere, glorie vroegen en, boven alles, rein eigen Vlaamsch leven volgens eigen aard, in eigen taal.
Dit gebed, goedgekeurd door Mgr. Marinis. hoofdaalmoezenier van het Belgisch leger, wordt thans verboden.