Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZeeuwsch Vlaanderen Nederlandsch.Onder dezen titel heeft Ds. J.N. Pattist, die in het Januari-nr. van Neerlandia met Prof. Colenbrander en Jhr. Michiels van Kessenich reeds getuigd heeft van den vasten wil van alle Nederlanders, ook Zeeuwen en Limburgers, een één en onverdeeld volk te blijven, een vlugschrift uitgegevenGa naar voetnoot1), waarin hij de aanspraken van vreemde mogendheden op Zeeuwsch-Vlaanderen op velerlei gronden betwist en ten slotte onverbiddelijk afwijst. Zelfs de Scheldekwestie kan daarop geen invloed oefenen ‘want de nationaliteit van een streek | |
[pagina 34]
| |
wordt nu eenmaal bepaald door andere en door gewichtiger factoren dan door de ligging alleen; daarvoor gelden veel meer geschiedenis, volksafstamming, zeden en gewoonten, volkskarakter, maar bovenal volksbegeerten’. Zeeuwsch-Vlaanderen, zegt de populaire schrijver, die zeker de tolk is van de geheele bevolking dezer streek, vraagt niet anders dan oplossing der Scheldekwestie buiten zich om en wenscht eensgezind bij het vaderland te blijven behooren. Die saamhoorigheid verdedigt de schrijver in de eerste plaats en het uitvoerigst op geschiedkundige gronden. Driehonderd jaar behoort de streek reeds tot Nederland en bij elke dreiging van afscheiding of verwijdering toonde ze haar aanhankelijkheid aan natie en vorstenhuis en ze werd een inniger deel van ons land dan Fransch-Vlaanderen van Frankrijk. Zeeuwsch-Vlaanderen, dat in veel opzichten een tegenstelling met Belgisch-Vlaanderen vormt, toont zijn Nederlandsch karakter ook ten opzichte van taal, kleederdracht, handels- en familiebetrekkingen, al is het door zeden en gewoonten en volkskarakter toch een ‘eigen landje.’ Ds. Pattist eindigt zijn betoog met aldus stelling te nemen tegen elken aanslag op ons grondgebied: ‘Goede buren willen wij met België zijn. Wij willen in vrede en vriendschap naast elkaar leven. Dat hebben wij gedurende den oorlog ook getoond. Wij zijn ten deele op elkander aangewezen, tusschen volkeren kunnen geen Chineesche muren meer gebouwd worden. En wij kunnen veel van elkander leeren. Maar dan moet ieder zichzelf blijven en in zijn eigen huis. Wij zijn nu eenmaal Nederlanders, in merg en been Nederlanders en wij willen ook niet anders zijn, omdat wij niet anders kunnen. En ook voor volkeren geldt, dat een goede buur beter is dan een lastig huisgenoot.’ |
|