Van de Afdeelingen.
Delft (Stud. Afd).
17 December heeft deze Afdeeling een protestvergadering gehouden tegen de uitingen van een aantal Belgische, Fransche en Engelsche bladen, inzake Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen.
De vergadering nam de volgende, door den heer F.M.C. Berkhout ingeleide en verdedigde stellingen aan:
I. De houding van Nederland tijdens den oorlog is volstrekt onzijdig geweest en niet ‘z.g. onzijdig’.
II. Onze onzijdigheid gedurende den oorlog en het feit, dat onze met België gemeenschappelijke grenzen tijdens den oorlog liepen, zooals ze loopen, zijn beide voor België voordeelig geweest.
III. Het Belgisch annexionisme, hoewel uit psychologisch oogpunt wel verklaarbaar, is na afloop van dezen oorlog tegenover Nederland al heel slecht op zijn plaats. Het leeft dan ook slechts in de harten van een minderheid, zij het ook een invloedrijke minderheid van de Belgen.
IV. De bevolking van Zuid-Limburg en van Zeeuwsch-Vlaanderen wil niets liever, dan bij het moederland blijven. Eenig recht op die landstreken heeft België ook niet.
V. Het zou, ook uit materiëel oogpunt, voor heel Nederland in al zijn lagen een groot verlies zijn, indien eenig deel van Limburg of Zeeuwsch-Vlaanderen bij België gevoegd werd.
VI. Op den steun van de groote gealliëerde mogendheden, die in ons land slechts een vazalstaat van Duitschland wenschen te zien, moeten we niet rekenen. Betere voorlichting over Nederland in het buitenland kan slechts verbetering brengen.
VII. Wij behoeven niet bij voorbaat elke verandering in ons tractaat met België van 1839 af te wijzen, maar de regeering moet zich met alle middelen verzetten tegen verlies van grondgebied van ons land.
De laatste stelling was oorspronkelijk zwakker gesteld, maar na heftig debat werd de stelling in bovenstaanden vorm aangenomen.
Ten slotte werd de volgende motie aangenomen:
De vergadering, op 17 December 1918 bijeengeroepen door de Delftsche Studenten-afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, ten einde uiting te geven aan haar verontwaardiging over de kuiperijen die van Belgische, Fransche en Engelsche zijde worden gedreven, met het doel, eenige provincies van ons land af te scheuren, herinnert aan de vroegere verklaring der Belgische regeering ‘dat België niet dacht aan uitbreiding van haar gebied ten koste van Nederland’ en betreurt het, dat de Belgische regeering thans niet alle annexatieplannen duidelijk van de hand wijst.