Neerlandia. Jaargang 22
(1918)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Niet of geen.Mijnheer de Redacteur,
In art. 5 van onze nieuwe Registratiewet staat te lezen: ‘De vermelding in..... doet echter eene verplichting tot aanbieding ter registratie niet ontstaan’, in art. 37: ‘behoudens de bepaling van art. 34 is op akten van scheiding van onroerende zaken recht van overdracht niet verschuldigd’; in art. 38: ‘op akten van verdeeling van markgronden wordt recht van overdracht niet geheven’; in art. 49 2de lid: ‘onroerende zaken, welke niet deel uitmaken van eene in haar geheel ingebrachte onderneming’; in art. 61: ‘akten, waarop evenredig recht niet verschuldigd is’; in art. 75: ‘Overigens doen latere gebeurtenissen niet een recht op teruggave ontstaan.’Ga naar voetnoot1) In al deze gevallen is voor de ontkenning het woord ‘niet’ gebruikt, terwijl de gewone, voor de hand liggende, gebruikelijke constructie met ‘geen’ angstvallig vermeden wordt, een streven, dat men in de rechtsgeleerde litteratuur van de laatste jaren veelvuldig kan opmerken en waarvan de oorsprong voor mij althans totaal in het duister ligt. Hoe komt men er toch aan? Meent men werkelijk, dat: ‘ik eet geen brood’ of ‘ik drink geen water’ geen Hollandsch (niet Hollandsch, zeggen de hervormers) is? Verbeeldt de wetgever zich in allen ernst, dat b.v. de redactie van bovenstaand art. 75 iets anders is, dan gruwelijke radbrakerij van onze dierbare taal, eene radbrakerij, waartoe men alleen een uitheemschen mond in staat zou achten? Als men van officieele zijde zich op zuivering der taal wil gaan toeleggen, dan is er gelegenheid te over. Men denke eens aan den perceelsgewijzen legger, die op alle kadastrale uittreksels en grondlasten biljetten prijkt, of den Tante-Betje-stijl die in onze wetgeving zoo welig tiert, of fraaiigheden als de ‘schuldige aan eene overtreding’, die men in het strafwetboek kan vinden, enz. Met dank voor de plaatsing Hoogachtend, Uw dw. Dordt Juli 1918. A. SIGMOND. |
|