Het Nederlandsch in het buitenland.
Lochem, Februari 1918.
Mijneheeren,
Hierbij een paar berichten over Nederlandsch in het buitenland, afkomstig uit verschillende brieven.
Uit Java: ‘De gouverneur van onze kinderen heeft ons plotseling verlaten: hij is benoemd tot gouverneur bij een Japansche familie te Tokio.
De Japanners schijnen ineens groote belangstelling voor de Holl. taal te hebben, men beweert met het oog op handelsbetrekkingen. Zij hebben de schoolboeken, die in Batavia aanwezig waren, zoowat allemaal gekocht.’
Iemand, die in de buurt van Locarno wandelde, kwam in een dorp, waar men hem in het Hollandsch aansprak. Hij vernam dat daar veel menschen wonen, die vroeger in Holland waren geweest, als schoorsteenveger, en nu komen ze steeds een keer per week bij elkaar en spreken dan Hollandsch. Dit doen ze om de taal niet te vergeten.
Hoogachtend,
J.P. TETTERODE.
Hooggeachte Redactie.
Met groote verbazing nam ik kennis van uw onderschrift bij de vermelding van de oprichting van den Dietschen Bond opgenomen onder de rubriek ‘Mededeelingen en Allerlei’ in het vorig nummer van Neerlandia. De redactie van Neerlandia ziet weer eens het politieke spook, maar deze oude kwestie wil ik nu niet principieel behandelen. Mijn protest richt zich hiertegen dat Neerlandia, waar zij niet wilde meewerken met de ‘Dietsche’ propaganda zooals zij thans gevoerd wordt, maar zich tot nu toe volkomen neutraal hield - een houding waarmee velen der leden van het A.N.V. meegingen - thans openlijk deze propaganda gaat aanvallen en zoodoende haar neutraal standpunt verlaat. De wijze, waarop dit gebeurde, geeft blijk van een zoo angstvallige voorzichtigheid, dat de eerbied voor het A.N.V. en zijn invloed er zeker door moeten verminderen. Bovendien zullen waarschijnlijk verschillende leden hierin aanleiding vinden hun lidmaatschap op te zeggen.
De insinuatie tegen de Vlaamsche en Afrikaansche bestuursleden van den Dietschen bond, als zouden zij ‘zich minder bekreunen’ om mogelijke schade Nederland aangedaan door hunne Dietsche propaganda. doet pijnlijk aan, al zal ze niet als zoodanig bedoeld zijn.
Om kort te gaan: het onderschrift ware beter ongeschreven gebleven en moge de geest waaruit het voortkwam eens wat frisscher en minder schroomvallig worden!
Met dank voor de plaatsing, heb ik de eer te zijn
Uw dw. dr.,
A.G.B. TEN KATE,
Onder-Voorzitter der Utrechtsche
Studenten-Afdeeling v.b. A.N.V.
De heer Ten Kate ziet af van een behandeling in beginsel van het ‘politieke spook’. Harerzijds speent de Redactie zich van een nadere vingerwijzing naar zijn ‘insinuatie’. Beiden doen zij daaraan wijs.
In een enkel opzicht heeft de schrijver schijn van gelijk. Geheel gelijk zou hij hebben, als de Redactie werkelijk de gevoelens onzer eerlijke stamgenooten ten opzichte van ons aller moederland, had willen kleineeren. Had zij dat gewild, zij zou bekeerd zijn geworden door de weldoende uiting van Prof. Bodenstein in de N.R. Ct. van 29 Maart. Maar zij heeft er geen oogenblik aan gedacht. Wat zij heeft willen zeggen, is dat bij onderlinge botsing van stambelangen, ten slotte aan ieder het eigen land het naast ter harte ligt.
Verder blijkt, dat de heer Ten Kate het door hem