Van de Afdeelingen
Deventer.
Toen de redactie van het maandblad ‘Nederlandsch Indië, Oud en Nieuw’ genegen bleek onder haar leiding een Indischen Kunstavond te Deventer te geven, waren het Koloniaal Landbouwmuseum, het Kartinifonds en het A.N.V. dadelijk bereid de regeling op zich te nemen.
Het bestuur van de afd. Deventer was van meening, dat, nu jonge Javaansche personen van hooge beschaving en ontwikkeling in onze taal belangstelling komen vragen voor hun mooie land, dit
Javaansche dans.
zeer zeker gesteund moest worden, want het nader brengen van Indië tot Nederland is ontegenzeggelijk een voornaam stambelang en ligt dus zeker in het doel van ons Verbond.
Zoo is dan 21 Maart 1918 de Indische Kunstavond in den Schouwburg gehouden. De zaal was stampvol.
‘Opent uw hart voor het schoone van Indië's natuur en volk!’ stond boven het tooneel, dat de voorgalerij der woning van een voornaam Javaan, met als achtergrond een Indisch landschap, voorstelde.
Nadat Raden Mas Noto Soeroto met een enkel woord de beteekenis van den kunstavond heeft uiteengezet, gaat het scherm op. Het tooneel is leeg, maar daarachter klinkt een eigenaardige muziek van bamboe-instrumenten. Eerst zacht, zwellen de voor ons vreemde geluiden aan; daarna nemen ze weer af en sterven weg. Daar verschijnen de personen in kleurigen sarong; links hurken de Indische gastvrouwen en gastheeren neder en rechts zetten zich de gasten, na eerst de begroeting te hebben gebracht. Nu volgt het eigenlijke programma: Javaansche liederen, het midden houdend tusschen voordracht en zang. Deze doen ons door de melodieën denken aan oude kerktoonaarden.
Raden Mas Soerjo Poetro, die de liederen voordraagt, geeft telkens in zuiver Nederlandsch een toelichting en leest vooraf een vrije vertaling door Noto Soeroto van het lied voor.
De Javaansche dansen (Kelono en Bondo-Bojo) munten uit door sierlijke, meest langzame bewegingen; welke gemoedstoestand ook wordt geopenbaard: trots, ijdelheid, hartstocht, heerschzucht, de gebaren blijven altijd voornaam.
Een deel van een Wajang-spel kan misschien ons Westerlingen niet zoo bekoren als de dansen en toch valt er te genieten van dit naïeve spel, kinderlijk primitief als een sprookje van het goede en het kwade in den mensch, die men in den vorm van leelijke zwarte gedrochten en lieflijke lichte gestalten met elkaar ziet worstelen en ook nu weer klinkt achter het wajangdoek, waarop het schimmenspel vertoond wordt; de eigenaardige muziek.
Deze kunstavond heeft het Nederlandsche en het Javaansche volk weer dichter tot elkaar gebracht en ook aan den gezelligen avonddisch, die met de Javaansche dames en heeren volgde, zijn wij nader tot elkaar gekomen, hebben we hun zuiver Nederlandsch bewonderd, hun ontwikkeling toegejuicht, hebben we hun komst en hun belangeloos geven van hun nationale kunst in Deventer hoog: gewaardeerd.
W.v.H.
Steunt eigen Handel en Nijverheid