Oost-Indië
Brengt Indië naar Nederland, door Mr. H. van de Rivière. Uitgave van het Nationaal Secretariaat, Groningen 1917.
Reeds in het Neerlandia-nummer van Augustus 1916 (No. 8, blz. 170 en vg.) vestigde ik de aandacht op de voorgenomen ‘Reclame voor Indië’ naar aanleiding van een artikel in ‘Ons Land’ van 2 Juni 1916. Ik eindigde dit artikel met de woorden: ‘Maar ook hier is tijd geld, men schuive de zaak niet op de lange baan, maar handele met bekwamen spoed!’ En Mr. van de Rivière heeft inderdaad met bekwamen spoed de zaak aangepakt. In een flinke brochure van 72 bladzijden ontvouwt hij definitieve plannen voor de te maken reclame voor Indië.
Met erkenning van het vele goede, dat tot nu toe gedaan werd om Indië in Nederland meer bekend en dus ook meer bemind te maken, komt hij toch tot de slotsom, dat er meer en anders moet worden opgetreden en wel zoo spoedig mogelijk: ‘Reeds thans’, zegt de Koningin. Niet wachten totdat de oorlog voorbij is. De schrijver beantwoordt dan de vraag: Welke soort reclame moeten wij nu maken? Het antwoordt luidt: een soort, die het heele volk bereikt en vasthoudt. Tweeërlei doel wil hij daarmede bereiken:
I. Den Nederlandschen kiezer belangstelling voor en begrip van Indië en van Indië's beteekenis voor Nederland bij te brengen en te zorgen, dat die belangstelling en dat begrip beklijven.
II. Den Nederlander belangstelling voor Indië bij te brengen, opdat velen bereid zijn naar Indië te gaan, daar te werken in regeeringsbetrekking of als zelfstandige producenten, hun kapitaal in Indië te beleggen enz. enz.
Om een en ander te verkrijgen moeten wij een ‘goed systeem hebben van steeds voortdurende reclame, die vanuit één centraal punt wordt in actie gezet en gehouden’. Het stelsel is als volgt in bijzonderheden uitgewerkt:
1. | Rondgaande groote tentoonstellingen. |
2. | Drijvende kleine tentoonstellingen. |
3. | Perspropaganda door het subsidieeren van uitstekende journalisten en publicisten voor dagbladen, tijdschriften en boeken. |
4. | Schoolpropaganda en betere outilleering van de scholen. |
5. | Propaganda voor hervorming van het onderwijs. |
6. | Lezingen-propaganda. |
7. | Systematisch rondgaande bioscopen. |
8. | Reclame in de geïllustreerde bladen. |
9. | Winkelraam-reclame. |
10. | Plaatsingbureau. |
11. | Krachtiger bevordering van het toerisme. |
12. | Verspreiden van groot-formaat beelden van Indische merkwaardigheden in groote oplagen. |
13. | Indische tableaux-vivants, kijkstukken, schilderijen-tentoonstellingen. |
14. | Een vaste Indische tuin in het centrum. |
15. | Prijsvragen, Reisbeurzen, Indische exameneischen, enz. enz. enz. |
Na een uitvoerige toelichting van deze 15 punten, bespreekt Mr. v.d. Rivière hoe het voorgestelde doel kan verwezenlijkt worden. Voor de groote tentoonstelling is een gebouw noodig, dat gemakkelijk opgeslagen en afgebroken kan worden. Volgens eene schatting van den architect G. Knuttel Jr. c i. worden de kosten voor zulk een gebouw met alles wat er in hoort, geschat op f 225.000. Voor een even deugdelijk gebouw zonder verwarming, dus alleen voor den zomer geschikt, zou f 175.000 noodig zijn. Voor de drijvende tentoonstelling wordt f 50.000 berekend. Voor de andere reclamemiddelen vinden wij geen afzonderlijke berekening, maar in het hoofdstuk ‘De Weg der Practijk’, wordt gezegd: ‘Met een bedrag van een f 70.000 kapitaal à fonds perdu, waarin het bedoelde secretariaat ook zal hebben bij te dragen, zou men een en ander kunnen krijgen.’ Maar daarenboven eischt de praktijk voor deze groote onderneming een uiterst bekwaam leider. En wie moet daartoe benoemd worden? Bij voorkeur moet het iemand zijn van groote algemeene beschaving, iemand met begrip en aanleg voor de allergrootste reclame, met liefde voor de zaak, ijver en groote eerlijkheid, met kennis van het te bewerken gebied (Nederland) en met kennis van het product, (in casu Indië). ‘Dat het niet gemakkelijk zal zijn zulk een voor deze nieuwe taak volkomen toegerust man te vinden’, zweeft den schrijver ook voor den geest, want hij geeft meer dan eene oplossing van het vraagstuk der leiding.
In zijne conclusies somt de schrijver nog eens de hoofdzaken op van het in de brochure behandelde en eindigt aldus: ‘Zal Nederland, gelijk de Troonrede van 1915 als mogelijk stelt. ‘een eervolle plaats innemen in den vreedzamen wedstrijd der volkeren’, dan moet het zijn taak in Indië tien maal zoo krachtig aanpakken als vóór dezen. Ook daarop slaat dus deze zin uit die troonrede: ‘Daartoe reeds thans alle krachten in te spannen, schijnt mij onafwijsbare plicht’.
In de Bijlagen worden gegeven:
1. Toelichting, behoorende bij het voorloopig ontwerp voor een tentoonstellingsgebouw (met plattegronden en teekeningen,) door den Bouwkundig Ingenieur G. Knuttel Jr.
2. Het oordeel van bevoegden, en ten slotte:
Doel en streven van het Nationaal Secretariaat.
Hoewel ik vroeger reeds het plan voor flinke reclame heb toegejuicht, wil ik dit toch bij deze gelegenheid nog eens doen en de hoop uitspreken, dat vele Nederlanders na aandachtige lezing der brochure ‘Brengt Indië naar Nederland’ zulks met mij zullen doen. Veler medewerking is onontbeerlijk, wil het plan slagen en iets van belang gedaan worden in de richting, die door Mr. v. de Rivière