Neerlandia. Jaargang 21
(1917)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTaalcommissie.Een legeraanschrijving over het gebruik van zuiver Nederlandsch.Naar aanleiding van de in het Sept.-nr. opgenomen aanschrijving van den territorialen bevelhebber in Friesland aan zijn onderhebbende commandanten, schrijft Mr. Van Meurs ons:
Deze simpatieke aanschrijving kan zeker reeds een goede invloed hebben door ook in legerkringen de aandacht op deze zaak te vestigen, evenals, enige tijd geleden, enkele burgemeesters deden, door de burgerij op het belang van de handhaving van onze taal in opschriften en aankondigingen te wijzen. Dat de territoriale bevelhebber reeds bij voorbaat verklaart, dat hij geen overdrijving wenst, is een bewijs, dat hij zijn Pappenheimers kent. Altijd als de wenselikheid van het gebruik van zuiver Nederlands wordt betoogd of enig voorstel in die richting wordt gedaan, staan er een of meer medevoorstanders, waarvan er twaalf in een dozijn gaan, op met de verklaring, dat zij het wel met de spreker of voorsteller eens zijn, maar dat men zich toch vooral hoeden moet voor overdrijving.Ga naar voetnoot1) Dit is het enige bewijs van belangstelling dat die voorstanders ooit geven. Als de zaak voor het ogenblik afgedaan is, laten zij haar rusten, en, voorzoveel het van hen afhing, zou zij altijd blijven rusten. Hun belangstelling ontwaakt weer, als een ander zich gedrongen gevoelt, de zaak nogmaals op het tapijt te brengen, waarbij zij opnieuw hun waarschuwing laten horen om toch vooral enz. (als boven). Ik zou wel eens willen weten, welke gevallen van overdrijving zij toch voor ogen hebben. Heeft men ooit van een landgenoot gehoord, die overdreven Nederlands sprak, of van een roman- of dagbladschrijver, die overdreven Nederlands schreef? Wel heb ik mij geërgerd aan de voortbrengselen van schrijvers | |
[pagina 174]
| |
die overdreven in het gebruik van onnederlandse woorden en zinwendingen. De territoriale bevelhebber wil het gebruik van vreemde woorden wel toelaten, ‘om eentonigheid te vermijden, indien het Nederlandsche woord van dezelfde beteekenis reeds gebruikt was.’ Men heeft hier te doen met een zeer algemeen verspreide mening, die ik niettemin als een dwaling beschouw. Zij is als een aksioma aangenomen in de taal van onze pers, in de amtelike taal en in de taal van onze schrijvers. Zo plaatste het Nieuws van den Dag het bericht:
‘Een wetsontwerp is ingediend tot herziening van de wet, regelende de uitoefening van de artsenijbereidkunde’, onder het hoofd: ‘Herziening der Wet op de pharmacie.’
De Avondpost gaf het volgende bericht:
‘In “Stct.” no. 123 is opgenomen een verklaring van de ministers van Buitenl. Zaken, Justitie. Marine, Oorlog en Koloniën, waarin ter kennis wordt gebracht, dat de Nederlandsche Regeering in den tusschen de met Nederland bevriende mogendheden, Italië en Oostenrijk-Hongarije uitgebroken oorlog volstrekte onzijdigheid zal in acht nemen. Ter handhaving van de onzijdigheid zijn bepalingen vastgesteld, welke in de “Staatscourant” zijn opgenomen’, en schreef er boven: ‘Handhaving neutraliteit’.
Het blad De Betuwe berichtte:
‘Bij de Tweede Kamer is ingekomen de Memorie van Antwoord nopens het wetsvoorstel van den heer Aalberse tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met een nieuw artikel ter bestrijding van oneerlijke mededinging’, onder het hoofd: ‘Oneerlijke concurrentie!’
Ik geloof niet, dat men een dergelijke gevoeligheid voor ‘eentonigheid’ aantreft bij enig ander volk. Kan men zich voorstellen, dat b.v. een Frans blad, om niet twee- of driemaal hetzelfde woord te gebruiken, het bij afwisseling zou vervangen door het overeenkomende Italiaanse woord, of dat een Engelsman voor het Engelse woord van tijd tot tijd het overeenkomende Russiese zou gebruiken? Men zal hiertegen aanvoeren, dat de andere volken geen vreemde talen kennen, maar dan wordt de kennis van vreemde talen een oorzaak van bederf van de eigen taal en een nadeel en gevaar voor een volk, wat het m.i. inderdaad ook is. Ik heb hier het oog op de onmatige studie van het Frans in Nederland en zelfs in Nederlandsch-Indië, bevorderd door wettelike bepalingen die kennis van het Frans als eis van toelating tot de Nederlandse en Indiese Hogere Burgerscholen stellen en daardoor het Frans opdringen als studievak aan de volksschool (N.B. van een eentalig volk en een school waar de andere vakken reeds niet tot hun recht kunnen komen, omdat de studie met het twaalfde jaar eindigt.) Ter voorkoming van misverstand merk ik op, dat ik de studie van het Frans, overblijfsel van het Napoleontiese tijdvak, alleen als een nadeel beschouw voor het volkskind, dat van het schijntje dat het van de Franse taal leert, slechts gebruik maakt om in zijn verdere leven in gesprekken (rikkemenderen, etaasje, filleseteren, sagrijn, perremeteren, prizzenteren, parmentaasje, ripperaasje, kontrak, rekeningen, opschriften, enz. mee te werken om onze taal naar de kelder te helpen. Dat denkbeeld van ‘eentonigheid’, dat men bij geen enkel ander volk aantreft, ook niet bij de tweetalige volken (heeft men wel eens van een Waals blad gehoord, dat, voor de grotere bevalligheid van zijn stijl, van tijd tot tijd Franse woorden door Vlaamse verving, b.v. neutralité door onzijdigheid?) hangt m.i. ten nauwste samen met het oude taalbegrip, dat de geschreven taal als de ware beschouwde, en de gesproken taal als een minderwaardige, die steeds weer naar terugkeer tot de geschrevene moest streven, een verouderde opvatting, die haar aanhangers ook tot bestrijders van de Vereenvoudigde schrijftaal maakte. Nooit zal iemand in het gesprek er bezwaar in zien, om een woord dat hij reeds een- en andermaal gebruikt heeft, nogmaals te gebruiken, als het in zijn betoog te pas komt Waarom moet daartegen nu wel bezwaar bestaan, als dat gesprek op schrift gebracht wordt? Door deze averechtse taalopvatting krijgt ons proza een stijfheid in plaats van een bevalligheid, die het van het Franse en Engelse onderscheidt.Ga naar voetnoot1) De territoriale bevelhebber heeft met zijn toegeven in geval van gevaar voor ‘eentonigheid’ slechts een algemeen gangbare, hoewel onjuiste opvatting gehuldigd, wat echter aan de strekking van zijn vermaning geen afbreuk doet. Een onmiddellik en algemeen gevolg is natuurlik van deze stap van een overheid in een enkele provinsie niet te wachten. Afdoende verbetering zal slechts verkregen kunnen worden door vervanging van hogerhand van de rechtstreekse Napoleontiese erfenis van vreemde en bastaardwoorden, die onze legertaal evengoed als onze bestuurs- en rechtstaal ontsieren. Wanneer zullen wij ons voetvolk, onze ruiterij, oversten, schepenen, landdrosten, schouten enz. terugkrijgen?
PETER VAN MEURS. * * * Men schrijft ons: | |
Hoogovenwerk en Walswerken.‘In de dagbladen zijn den laatsten tijd verschillende berichten verschenen, meldende dat hier te lande ‘Hoogoven werken’ en ‘Wals werken’ zullen worden opgericht. Men spreekt van drie plannen: een Nederlandsch, een Belgisch-Hollandsch en een plan van de firma de Wendel. Nu zou ik U willen vragen, of het niet wenschelijk is dadelijk krachtdadig in te grijpen tegen het misbruik maken van germanismen in dezen nieuwen tak van nijverheid. ‘In plaats van “Hoogoven werk” kan men spreken van “hoogoven bedrijf” en voor “Walswerk” hebben we het goede Nederlandsche woord “pletterij”, dat geheel in onbruik is geraakt. De werkman die met het walsen zal worden belast kan den goeden Hollandschen naam van “pletter” krijgen en voor “Walzenstrasse” of “train laminoir”, dat naar ik | |
[pagina 175]
| |
meen in 't Engelsch “rolling mill” heet, kan het Nederlandsche woord “pletmolen” komen.’
De commissie is het hiermede niet eens. Walsen is iets anders als pletten, zoodat voor walswerken niet pletmolen of pletterij in de plaats kan komen. Daarentegen is Hoogovenbedrijf inderdaad beter dan hoogovenwerk. * * * | |
Nederlandsch fabrikaat.Onlangs kwam mij in handen eene aankondiging van een nieuw toestel gevuld met etherische olie bestemd om aan deuren te worden bevestigd. Het toestel wordt daarin bekend gemaakt als ‘Nederlandsch fabrikaat’. Men zou nu ook een Nederlandschen naam verwachten. Doch neen, de Maatschappij, die patent op de nieuwe vinding heeft genomen, noemt zich ‘Compagnie Yada’. Maar wat het zonderlingst klinkt, is dat het toestel in de aankondiging omschreven wordt als ‘generaal automatisch desinfectie apparaat’. Er is geen woord Nederlandsch in! 's-Hertogenbosch. Mr. PHAFF. * * * | |
Paskwillen.Te Utrecht zagen wij: Op een onlangs geopenden winkel van tandheelkundige werktuigen: Dental depot Utrecht.
Op een schoenmakerswinkel: Schoenmakerij Moderne.
Te 's-Gravenhage: Op een kleermakerszaak: Tayloring.
* * *
Mr. B zond ons onderstaande kennisgeving, die wij als merkwaardigheid opnemen.
Bedienden Kantoor en Bedienden Fotografisch, Weltevreden. Ondergeteekende...... heeft een Bedienden kantoor en Bedienden Fotografisch te........ opgericht. Hij beveelt zich bij het geachte publiek beleefd aan voor de levering van als bedienden nadat de identiteit van wege de politie is vastgesteld, zoodat hunne betrouwbaarheid vaststaat. Ook omdat te Batavia veel bedienden die ontvluchten waren zoodat de politie 't last heeft, heeft men daarom ‘een Bedienden fotografisch’ opgericht. Wanneer de dames en heeren uw bedienden wilt laten fotografeeren, laat ze bij die bovengenoemde fotografisch komen. De onkosten is slechts f 075 per 3 foto's (potret) Beleefd en minzaam aanbevelend. Hoogachtend, ..............................
* * * | |
Germanismen.Kaperen?
Het werkwoord kapen beteekent van ouds wegnemen, en werd steeds gebruikt voor het rooven van schepen in zee. Een kaper is iemand die kaapt, niet ‘kapert’ Thans heeft de Nederlandsche pers het woord ‘kaperen’ ingevoerd. Waarom? Is dit misschien een germanisme? N.M.L. Zeer zeker.
De lagers van...... (een machinedeel) zijn rollagers.
De autobiel had twee schijnwerpers.
* * * | |
Fraai Nederlandsch.Wij ontvingen een rondzendbrief van de: Cinema Exploitatie N.V. Filmfabriek Hollandia, Princesse schouwburg, Den Haag, (waarom heet die schouwburg toch niet Prinsesse schouwburg?) waaruit wij het volgende overnemen: Aangezien het ons gebleken is, dat het betere publiek in den Haag de gewone bioscopen niet frequenteert........ besloten wij dezen film nog eenigen tijd te prolongeeren. Wij zijn er van overtuigd dat....... U zich een gang naar de Princesse schouwburg niet zult betreuren.
Vaderl. 11 Sept. 1917. PRINCESSE SCHOUWBURG. Prinsessegracht. Woensdag 12 Sept. opening van Tearoom en Bodega. Afternoon-Teaconcert van 3.30 tot 5.30 A. Adriaansen, Exploitant. Salons disponibel voor Clubs.
* * * | |
Stijlbloempjes:Uit een ambtelijk stuk: ........ liggende het in mijne bedoeling......... de U onderhebbende diensttak.
Uit een handelsbrief: Uw schrijven van..... is in ons bezit en namen van den inhoud goede nota.
Uit de Militaire Spectator: Moeilijker wordt de zaak, wanneer het zich handelt om een aanval of een ontmoetingsgevecht.
Beide partijen voelen zich dikwijls als door een onzichtbare macht tot hen aangetrokken en vormen zij meermalen de brandpunten van den strijd.
Het is onmogelijk, onwrikbare regels vast te stellen..... |
|