Zuid-Afrika.
Wat de Afrikaansche tuinbouw aan de oude Hollanders verschuldigd is.
De heer H.E.V. Pickstone, Amerikaan van geboorte en opvoeding, wonende te Groot-Drakenstein, Kaapkolonie, heeft een boek over vruchtboomen in Zuid-Afrika geschreven.
Hierin begint hij met een overzicht van den Kaapschen tuinbouw in vroeger eeuwen, en hij brengt hulde aan de bestuurders der veelgesmade Oost-Indische Compagnie, die van den beginne af allerlei vruchtensoorten invoerden. De Z.-A. Spectator teekent hierover aan: ‘Wij zijn den heer Pickstone dankbaar voor dit kompliment aan Holland. Op het gebied van waardeering en erkenning zijn de Hollanders hier te lande waarlijk niet verwend! Komende van een onpartijdig en deskundig man als de heer Pickstone, is zulk een kompliment van groote waarde. Het zou ons landbouw-departement geen kwaad doen om het voorbeeld van den heer Pickstone te volgen, en de verdiensten te erkennen van Holland en de Hollanders op landbouwgebied. Het landbouw-departement zou, zoodoende, althans bewijs geven wetenschappelijk eenigszins op de hoogte van zaken te zijn.’
Het genoemde blad vindt het opvallend, dat dit departement de jonge Afrikaners, die over zee willen studeeren op landbouwgebied, zorgvuldig Holland voorbij laat gaan en hun de studie in Holland door de landbouw-ambtenaren wordt ontraden.
Van groote waardeering getuigde indertijd de lezing van een Vrijstaatschen boer, den heer G.A. Kolbe, een paar jaar geleden in Nederland gehouden, (n.l. te Apeldoorn op 1 Juli 1914.) Deze toont aan uit de geschiedenis, wat gedaan is op landen tuinbouwgebied door Van Riebeek, die rijst, tarwe, lemoenen, kersen en olijven deed aanplanten en groote groententuinen aanlegde.
In 1656, slechts vier jaren nadat Van Riebeek in de woesternij aan Tafelberg geland was, werd reeds bijna iedere tuinplant van Europa en van Indië aan de Kaap gekweekt! Hij plantte vruchtboomen van allerlei soort. Uit Holland werden jonge eiken en dennen gezonden, uit Frankrijk wijnstokken, zelfs aardbeien en bramen uit het vaderland, maïs van Guinea. Als baanbrekers roemt hij nog. Rijklof van Goens, Simon en Willem Adriaan van der Stel. En behalve op land- en tuinbouwgebied, werd niet minder voor de nazaten belangrijk werk gedaan, door de invoering van vele diersoorten als paarden uit Java, varkens, honden, konijnen, pluimvee uit Europa, hengsten en ezels uit Perzië, rammen uit Spanje.
In 1656 vormden eenige der ambtenaren van de Oost-Indische Compagnie het plan om voor eigen rekening boerderijen te beginnen. Op 21 Februari stond de Compagnie aan negen dezer personen grond af aan de Liesbeek, te Rondebosch, aan de andere zijde van den Tafelberg.
Deze negen personen waren de eerste boeren van Zuid-Afrika. Deze 9 pioniers begonnen hun arbeid aan de uiterste Zuid-Westpunt van Zuid-Afrika. Hun afstammelingen vindt men thans ver ten Noorden van den evenaar zelfs, aan de Kongo, in Duitsch en Britsch Oost-Afrika, in Portugeesch West-Afrika. De heer Kolbe meent dat dit ras van baanbrekers slechts zelden de waardeering krijgt, welke hun toekomt en hij sprak als zijn meening uit, dat hun werk Afrika ten zegen is geweest en nog dagelijks is.
De Hollanders zijn de voortrekkers op landbouwen veeteelt-gebied geweest in Zuid-Afrika, op welk gebied zij onder zeer moeilijke omstandigheden uitnemend werk hebben gedaan.