wat meer omvat dan het zuivere Verbondswerk, voor langen tijd met onvermijdelijke opoffering van tijd en levensrust vervult.
Om misverstand te voorkomen, zal ik de beide titels Secretaris en Administrateur vervangen door dien van Directeur. Volgens mijn lang gevestigde overtuiging zou ons Verbond dus twee Directeuren moeten hebben, met een voldoend kantoorpersoneel. Die twee Directeuren, die in rang volkomen gelijk zouden moeten staan, verdeelen onderling het werkterrein, in dier voege dat een van hen meer in het bijzonder Directeur voor Groep Nederland is, en de ander Directeur voor den Nederlandschen stam buiten Nederland. Zij zijn de uitvoerders van de besluiten der besturen, maar tevens ook verplicht voortdurend naar nieuwe wegen en middelen te zoeken, om de beginselen van het Verbond in de praktijk te verwezenlijken. Naast die twee Directeuren blijven Hoofd- en Groepsbesturen bestaan, met eigen Voorzitter, Secretaris en Penningmeester. Het aantal leden van het Groepsbestuur zou daarbij aanzienlijk kunnen worden ingekrompen.
Deze in hoofdzaak inderdaad onmisbare nieuwe regeling, dient te worden ingericht op volkomen zakelijke wijze. Wat aan het Verbond in dienstverband meewerkt, moet hebben rechtszekerheid en aanspraak op pensioen. Daarvoor moet geld zijn, allereerst voortkomende uit de renten van een te vormen vast kapitaal, en verder uit hetgeen Groep Nederland uit hare ontvangsten daarvoor als eerste en vaste post zal moeten afstaan. Indien op deze wijze een goed geregeld kantoor, onder waarborg van voortreffelijke leiding in den geest en naar de beginselen van het Verbond, op hechte grondslagen wordt gevestigd, dan waarborgt het een mooie en nuttige toekomst niet alleen voor het Verbond in zijn geheel, maar ook voor Nederland als hoofdgroep. Want ook het vraagstuk van Neerlandia zou dan op bevredigende wijze kunnen worden opgelost. Immers er moet eenheid blijven tusschen ons maandblad en ons uitvoerend bestuur. Zonder dat zou Neerlandia een tijdschrift worden van anderen, die hoe verdienstelijk ook, er onvermijdelijk een persoonlijk stempel op zouden drukken en op den duur het orgaan van de Verbondsleiding zouden vervreemden. Waar wij naar decentralisatie moeten trachten voorzoover het de uitvoering betreft van daartoe aangewezen besluiten, moeten wij vasthouden aan centralisatie voorzoover het de trouwe toepassing betreft van de beginselen zelf van het Verbond. In dezen oorlogstijd is gebleken hoe gevaarlijk het zou zijn geweest de centrale leiding uit handen te geven.
Tot de ongunstige invloeden dus, die den levensduur en den bloci van het Verbond ernstig zouden schaden, reken ik de losmaking van Neerlandia van de leiding. Maar er is iets anders dat ook als een zeer schadelijke invloed moet worden beschouwd. Dat is, als het Verbond zich vastlegt aan een instelling, waarvan de strekking slechts gedeeltelijk overeenkomt met die van het Verbond, en waarvan voor een ander deel de doeleinden en de werkmiddelen met de onzen in strijd zijn. Oogenschijnlijk b.v. zou eene samenwerking met een nieuwe instelling als het Nationaal Secretariaat geheel in onzen geest liggen, maar datgene wat daarvan in beginsel door ons zou kunnen worden aanvaard, moeten wij zelf doen, uitsluitend met de middelen die ons Verbond ten dienste staan; de uitvoering moeten wij toevertrouwen aan personen door ons zelf met groote nauwgezetheid gekozen. Ook hier moeten wij zorgen dat een belangrijk deel van het Verbondswerk niet overgaat op anderen, die hoe hoog staand ook en met welke voortreffelijke bedoelingen bezield, blijk hebben gegeven, niet altijd hetzelfde te beoogen, als wat voor ons Verbond volgens zijn beginselen toelaatbaar is.
Waar wij aan den eenen kant dus uiterst voorzichtig moeten zijn met aansluiting, daar kunnen wij tegenover andere vereenigingen voetstoots de samenwerking aanvaarden. En dat hebben wij reeds jarenlang gedaan. Wij werken samen onder meer met Oost en West, de N.Z.A.V., de Tucht-Unie, Onze Vloot, Coers' Liederenkoor, de Koorveeniging, Landverhuizing, Vreemdelingenverkeer, Nederlandsch Fabrikaat, het Nut, Volksweerbaarheid, Koloniale Congressen, Bureau van Handels-inlichtingen, enz. Wij zullen dat ook moeten doen met de Vereeniging tot Verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde. Onjuist is de bewering als zou uw Bestuur hier wederom verzuim hebben gepleegd, door zelf niet tijdig in die leemte te hebben voorzien. Dat nu en dan van buitenaf plotseling een taak wordt opgevat, die volgens zijn beginselen, ook op den weg ligt van het Verbond, zal noot te vermijden zijn en ook nooit te betreuren. Het geldt hier een vereeniging, die een rechtstreeksch gevolg is van ons Verbond, en zich tot ons heeft gewend met het verzoek om van onze organisatie voor haar eigen inrichting gebruik te maken. Zonder onzen voorbereidenden arbeid zou misschien geen harer stichters ooit op de gedachte zijn gekomen, dat hier een gewichtige nationale taak te vervullen valt. Zeer gaarne stelt het Verbond zich hier beschikbaar; in de eerste plaats toch is het er om te doen dat iets gebeurt in onzen geest, niet of het precies van onszelf uitgaat. Ons Verbond mag evenmin zich zelf zoeken als zijn leden dit mogen doen. Bovendien, wie gelooven haasten niet. De tijd zal komen dat een dergelijke vereeniging een nog nauwere aansluiting bij het Verbond zal zoeken, zooals een kleinere grensstad als het juiste oogenblik daar is, samensmelt met de metropool. Wanneer wij zorgen dat ons Verbond op streng zakelijke wijze, met degelijke werkkrachten is ingericht, en het op die wijze een gezonde toekomst waarborgen, dan kunnen wij bij voortdurende toewijding, vertrouwen hebben in de natuurlijke evolutie
van ons Verbond en in zijn steeds toenemenden invloed. De oorlogstijd dien wij beleven, heeft ons duidelijker dan wij ooit hadden gedacht, voor oogen gesteld hoe oneindig veel er aan den nationalen zin en de nationale