geld; deze beiden zijn in menig opzicht, maar vooral op dit gebied onafscheidelijk aan elkaar gebonden.
In hoofdstuk III komt ‘Het toilet der Indische steden’ ter sprake. Het eerste gedeelte hiervan had tot ondertitel kunnen hebben: De malariamuskieten, hare verspreiding en bestrijding. In de laatste jaren is men met grooten ernst begonnen strijd te voeren tegen de gevaarlijke muskieten en op tal van plaatsen met goed gevolg. Maar de strijd zal zich over geheel Indië moeten uitbreiden en nog lang moeten worden volgehouden, alvorens wij van ‘de laatste der muskieten’ zullen hooren gewagen. Ook in dezen strijd staat Deli weer in het eerste gelid, want de heer Tillema vermeldt op blz. 120: ‘dat men in Deli onder de auspiciën van Kuenen-Schüffner muskietvrije slaapkamers maakt, zoodat men er geen klamboes noodig heeft’. Behalve de muskiet worden besproken: de vloo (de rattenvloo die de pest verspreidt), de wandluis, de menschelijke luis, de mijt die de schurft veroorzaakt, de kakkerlak en de huisvlieg.
Het tweede gedeelte van dit hoofdstuk is gewijd aan het reinigen van de stad en de faecaliënkwestie. Deze laatste werd in algemeenen zin ook reeds in deel I besproken, maar moest in verband met de reiniging opnieuw aan de orde komen. Niet ten onrechte wordt aan de reiniging en de zindelijkheid van wegen, straten, kampongs en steden het grootste deel van dit hoofdstuk gewijd, want een goed georganiseerde reinigings- en besproeiïngsdienst is onmisbaar voor de verbetering van den algemeenen gezondheidstoestand. Dat ook op dit bijzondere gebied nog de ergerlijkste dingen voorkomen, wordt met schrille kleuren den lezer duidelijk gemaakt en geeft den Schrijver aanleiding te zeggen: ‘dat er ook te Soerabaja toestanden op hygiënisch gebied heerschen, die een schande zijn voor ons Nederlanders!’ (blz. 225). En als dit in een der hoofdsteden uit eigen aanschouwing gebleken is,
Palembang, schilderachtig maar ongezond.
(Afbeelding uit Insulinde, Reisindrukken door Em. Hullebroeck)
hoe moet het dan wel in de meeste kampongs zijn!
In hoofdstuk IV geeft de heer A. Cats, scheikundig Ingenieur, eene zeer belangrijke beschrijving van ‘De verwerking der vaste afvalstoffen’, in hoofdzaak van de verschillende wijzen van vuilverbranding.
Aan het slot van dit 2e deel geeft de Schrijver in zijne ‘Samenvatting’ nog eens een beknopt overzicht van wat hij behandelt heeft. Hij eindigt deze met de woorden:
‘Ik hoop recht hartelijk, dat het mij gelukt is, aan te toonen, hoe droevig de toestanden zijn en hoe gering de daadwerkelijke zucht tot verbetering is èn van de zijde der Nederlandsche natie èn van den kant der regeering in Nederlandsch-Indië.
Men bedenke wel, dat Batavia is de meest ongezonde stad der tropen en sub-tropen. Soerabaja streeft haar op zijde en hoe het met Semarang gesteld is, dat kan men zien uit een bijgaande kaart, en uit die tegenover bladz. 43!
Indiërs, Nederlanders, waeckt Uw saeck!’
Wij zijn van meening, dat het den heer Tillema terdege gelukt is de aandacht te vestigen op de toestanden in ons mooi eilandenrijk van Oost-Azië. Nog slechts weinige dagen geleden hoorden wij bij de behandeling van de Indische begrooting den heer Mr. Marchant zeggen: ‘... ook ik breng in het voorbijgaan hulde aan de waarschuwende stem, die ten koste van groote offers de heer Tillema laat hooren...’ Wel een bewijs, dat zijne stem niet verloren is gegaan te midden van de vele zaken, die in het Moederland dringend om afdoening vragen. Hoe dit ook zij, de heer Tillema, als warm vriend van Indië en de Indiërs kan met een gerust geweten zeggen, meer dan elk ander Nederlander: ik heb mijn plicht gedaan, doet Gij, Nederlanders, thans den Uwe!
Th.G.G. VALETTE.
's-Gravenhage, 19 Maart 1917.