Neerlandia. Jaargang 21
(1917)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Hooggeachte Redactie.
In het Augustus-nummer van Neerlandia, op blz. 162, 2e kolom, komt een artikel voor, hetwelk, daar het niet geteekend is, en direct nà de oproeping ten gunste der Volksopbeuring staat, beschouwd moet worden als officieele uiting der Redactie, dus als in overeenstemming zijnde met de overtuigingen van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Met den hoogen lof, in dat artikel gebracht, stemmen zeker alle Nederlanders in. Dat echter deze lof door de Redactie gebracht wordt onder vermelding van de ‘onschatbare diensten’ en met verwijzing naar mogelijkheden, indien deze diensten niet bewezen waren, geeft aan het artikel eene kleur, die niet meer onpartijdig genoemd kan worden. Herhaaldelijk is er in Uw blad op aangedrongen het Nederlandsch- en Stambegrip toch vóór alle andere gevoelens te doen gelden, met vermijding van elke partijkiezing, die steeds een gedeelte der leden kwetsen moet, daar het bekend is, dat de meeningen verdeeld zijn. Het valt echter niet te ontkennen, zooals uit de bewoordingen, waarin het artikel gesteld is, is af te leiden, dat er in Uw blad eene zekere partijdigheid bestaat, die wel niet scherp op den voorgrond treedt, doch die zich zoo nu en dan toch uit. In het belang van ons Verbond, meen ik niet te mogen nalaten, er op aan te dringen, dat de stiptste onzijdigheid betracht worde, en er van onschatbare diensten, die bewezen zijn, niet gesproken worde. Met beleefd verzoek deze regelen, als zijnde een terugwijzing der in het genoemde artikel doorgeslopen partijkiezing, wel in Uw blad te willen opnemen, verblijf ik, met de meeste hoogachting,
Uw Dw. Dn., B. BARENDS, Vert. van het A.N.V. te Antofagasta. | |
[pagina 41]
| |
Een uiting van zoo verre, in zoo waardeerenden toon vooral, ze kan voor Neerlandia niet anders dan welkom zijn. Vooral wanneer ze getuigt van zooveel juist begrip van hetgeen voor het Verbond in deze tijden plicht is. Of echter de opvatting van het bedoelde artikel ‘België's onafhankelijkheid’ juist is, mag ernstig worden betwijfeld. Door er over uit te weiden, zou de redactie evenwel gevaar loopen juist in de fout te vervallen, die de heer Barends terecht wil zien vermeden. Bij herlezing zal deze merken dat enkel België rechtop werd gedacht en gehouden, redder als het is geweest van Frankrijk en Engeland en onverdiend slachtoffer van Duitschland. Het heeft onafwijsbare aanspraak op ruime erkentelijkheid voor vrijwillig gebrachte offers eenerzijds, anderzijds op ruime vergoeding voor verbijsterend lijden. Het Verbond als zoodanig kent België niet anders dan zooals het was, voor den oorlog, vrank en vrij; het denkt zich België na den oorlog evenzoo. Hoofdzaak van het artikel echter is de afwijzing voor België van een eenige rol in de geschiedenis der kleine volken tegen geweldige overmacht. Ook Nederland zelf heeft die rol vervuld tegen een wereldrijk, maar dat is lang geleden. Versch echter in het geheugen ligt de strijd der Afrikaansche republieken tegen een wereldmacht bij uitnemendheid. Niet om ons te verhoovaardigen, maar wel om ons gevoel van eigenwaarde te stalen, wees de redactie op die drie worstelingen, alle glorierijk bestaan door deelen van den Nederlandschen stam! Wat de lichte bedenking aangaat tegen al meer tekortkomingen van de Redactie inzake de beoogde onzijdigheid, zij wacht met belangstelling de stellige vingerwijzing af naar de plaats waar zij dat euvel moet zoeken. Opzettelijk partijdig is zij nooit geweest. Red. |
|