Zuid-Afrika.
Zuid-Afrikaansche Brieven.
XLIII.
Pretoria, 16 Oct. 1916.
Toen ik hier na een lange afwezigheid uit Holland terugkwam, klonk het mij snaaksch, wanneer de menschen klaagden over de droogte, niet alleen uit medelijden met het arme vee, maar ook omdat het op hun gestel werkte. Een die zoo kersversch uit het land van mist en regen is overgeplant, kan zich niet begrijpen, dat waar ook naar regen wordt verlangd. Maar nu ben ik weer heelemaal Afrikaner geworden. In een van de snikheete nachten van deze maand begonnen de eerste regendroppels te vallen en ik heb mijn geheele gezin wakker gemaakt om er naar te luisteren en met ons allen hebben we gejuicht.
In dit land van politiek en altijd weer politiek, is het vaak moeilijk voor Neerlandia de politiek, net als de kerk, in het midden te laten. Maar thans prijs ik het. Verbeeld-je dat je in dezen tijd je moet warm maken over politiek.
* * *
Louis de Vries is op zijn thuisreis met zijn gezelschap te Durban geweest en heeft daar een voorstelling gegeven van De Familie Lehman. Hij had ook hierheen willen komen, maar de tijd van voorbereiding was te kort, en alle plannen voor een rondreis door Zuid-Afrika zijn ten slotte mislukt. Eigenlijk jammer, heel jammer; want ik heb ondervonden hoeveel belangstelling er is voor het Hollandsch tooneel in Zuid-Afrika. Van alle kanten kwamen de menschen bij mij inlichtingen inwinnen over de De Vries-plannen, omdat ik er toevalligerwijs wat meer van had gehoord. Zelfs brieven en telegrammen heb ik gekregen uit andere dorpen en steden, waarbij men zijn medewerking en bijstand toezeide. Hieruit blijkt, dat Hollandsche kunstenaars, die naar Nederlandsch Indië gaan, rekening moeten houden met ons ou land, nu de reis naar Indië langs onze kusten leidt. Indien men zich tijdig in verbinding stelt met menschen hier in Zuid-Afrika, zal het al heel slecht moeten loopen, wanneer er geen kustreisje door het Unie-gebied kan worden in elkaar gezet. Natuurlijk zijn wij hier geen Indische nabobs en ons land is maar dun bevolkt. Wij wonen ver uit elkaar en reizen kost hier veel geld. Schatten zal men dus niet maken met zoo'n rondreis; maar men zal een belangwekkend land zien, gastvrije en belangstellende menschen, en ons Hollandsch-sprekend menschdom een genoegen bereiden, dat het al te veel moet missen. En bovendien zal men het trotsche bewustzijn hebben van de drager te zijn van den Hollandschen geest en de Hollandsche kunst naar dit land, dat nog niet zoo heel lang geleden een deel van Holland is geweest en waar de meerderheid der bevolking zijn eigen beschaving heeft opgebouwd op Hollandsche grondvesten.
Men ziet, ik ben geen onverbeterlijke optimist, die de zaken te mooi voorstelt, en zou er niet aan denken om kunstenaars uit Holland, die naar Indië gaan, te raden naar Zuid-Afrika te komen, wanneer niet die weg toevalligerwijs langs onze kusten leidde.
Doch Hollandsche dramatische kunstenaren, zangers en zangeressen en andere muzikale vertolkers enz. enz. houden het zich voor gezegd, dat hier te lande een vrij talrijke Hollandsch-sprekende bevolking leeft, die smachtend uitziet naar de kust of daar niet een man of vrouw aan land stapt, die haar iets van de Hollandsche kunst te genieten zal geven.
* * *
Wij zijn hier overigens zoo in de politiek verzonken - iets wat niet ongewoon is aan een jong land - dat wij eigenlijk geen oog hebben voor hetgeen er rondom ons gebeurt. Wij praten met groote woorden over het arme-blankenvraagstuk; maar zoo oppervlakkig, dat zich hier het begrip lang reeds had vastgeroest, dat de Afrikaner lui is en niet werken wil en het daarom eigenlijk een onbegonnen werk is om die menschen op te heffen. In Europa hebben de socialisten er voortdurend op gehamerd om dezen armen eerst een menschwaardig bestaan te geven. Hetzelfde zou men hier moeten doen. Machteloozen zijn het allen, geen onwilligen. Zij willen wel, maar kunnen niet, omdat hun bestaan onmenschwaardig is.