de kaffers moesten worden bevochten en de blanke dag en nacht tegen hen op zijn hoede moest zijn, van de oude dagen toen Johannesburg nog bestond uit een paar blik-huisjes, van al die merkwaardige tijden.
Maar ook het jongere geslacht is belangwekkend, omdat het worstelt tegen een nieuwen, even gevaarlijken vijand, die hen wil vervreemden van al wat de vaderen heilig was, die hun eigen aard en eigen leven wil ontnemen om hen te maken tot bastaard-Afrikaners.
Tot die jongeren behoort Tannie. Waarom ik met Tannie begin in deze reeks van menschen en dingen? Ik weet het eigenlijk niet. Misschien omdat Tannie nog nooit besproken is in Neerlandia en mannen als Jan Celliers, Totius, Dr. Leipoldt en anderen wel. En toch neemt Tannie onder die jongere Afrikaansche voortrekkers een belangwekkende plaats in. Voortrekkers zijn het, al die jongeren, even zeker als de ouderen, die het noorden van Zuid-Afrika hebben geopend voor de beschaving. De beschaving die deze jongeren brengen, is een andere als die van de stoere vaderen. Wij zijn tot rust gekomen. We kunnen denken aan eigen leven, aan uitingen van dat leven in alle richting. Vroeger hebben wij daar niet aan gedaan. Wij hadden er geen tijd voor en er was ander, stoerder werk te verrichten. Maar een nieuw tijdperk in het bestaan van een jong volk is aangebroken.
En Tannie zorgt voor de geestesinrichting van het opkomend geslacht. Ik denk, dat ook dat de reden is, waarom ik onbewust met haar wil beginnen.
Tannie is mevr. Izaak van Heerden, van Pretoria. Maar de meeste menschen weten alleen van Tannie en zelfs zij die haar persoonlijk kennen, noemen haar liefst bij haar schrijfstersnaam. Voor den Hollander klinkt dat Tannie wat oud, maar Tannie is jong, met een paar vroolijke, geestige oogen, met een verfrisschenden jongen humor en een jongen lach. Maar zelfs als Tannie oud zal zijn, zal zij nog altijd haar jonge hart hebben, dat haar de vriendin zal laten blijven van alle kinderen.
Tannie heeft haar bekendheid in Zuid-Afrika te danken aan Die Brandwag, het Afrikaansche Tijdschrift te Pretoria, waarin zij de kinderkolommen schrijft. Zij heeft een bewerking gegeven van Kleinduimpje. Nu is Kleinduimpje een figuur die alle kinderen van de beschaafde wereld heeft vermaakt. Ik geloof, dat het kinderverhaal van Franschen oorsprong is en heel, heel oud. Maar Tannie heeft er iets eigens van gemaakt. Haar Kleinduimpie speelt in Afrika, beleeft avonturen met Afrikaansche dieren en Afrikaansche insecten - goggas zegt Tannie natuurlijk, als een ware Afrikaansche -, met Afrikaansche bloemetjes en planten en boomen. Tannie heeft gelegendeid gekregen heel haar groote liefde en kennis van de Afrikaansche natuur te leggen in haar verhaal. En zoo heeft het de Afrikaansche kinderen, die eigenlijk heel ongelukkig waren vóór Tannie kwam, omdat zij geen boeken hadden die in geest, gedachte en taal Afrikaansch waren, met één slag veroverd, zoo gepakt zelfs, dat zij Tannie allerkinderlijkste briefjes schrijven vol opgetogenheid en Tannie geschenken sturen van poppetjes en teekeningen en knutselwerkjes, die alle Kleinduimpie voorstellen, zooals Tannie die voor hun geest had getooverd.
Maar aan elk verhaal komt een einde. En zoo ook aan Kleinduimpie. Dit was een droeve dag voor de Afrikaansche kindertjes. Tannie kreeg van al haar kleine vriendjes en vriendinnetjes briefjes om te smeeken Duimpie toch terug te laten komen. En Tannie zou Tannie niet hebben moeten zijn, wanneer haar hart aan zulke smeekingen weerstand had kunnen bieden. Het was of de zon na lange, sombere dagen doorbrak, toen Duimpie weer verscheen in de kolommen van Die Brandwag.
En vraagt ge wat de groote bekoring van Tannie's Kleinduimpie is, dan zeg ik in de eerste plaats zijn oorspronkelijkheid. Tannie heeft het oude wereldverhaal alleen de figuur ontleend, maar al het andere is het hare, onvervreemdbaar eigendom van haar geest. En dan heeft Tannie den teekenenden Afrikaanschen humor in ruime mate. Zelfs wij ouderen van dagen kunnen kinderlijk van Duimpies kaskenades (avonturen) genieten.
Is het geen groote verdienste de Zuid-Afrikaansche jeugd zulk een verhaal te hebben gegeven? Als later - misschien heel veel later - een studie geschreven wordt over de eerste levensteekenen van een eigen Hollandsch-Afrikaansche kunst, dan zal Tannie daarin haar eigen plaats bekleeden.
Zooals Tannie in haar boek is - want die kaskenades zullen in boekvorm verschijnen - zoo is zij in haar dagelijksch leven. Als je Tannie in de verte ziet, lachen haar guitige, vriendelijke, lichtende oogen al en ze is altijd dezelfde, altijd zichzelf, gevoelig, en sprankelend van geest. Wanneer ze met kinderen is, kijken die maar naar haar lachende, pittige oogen en zij luisteren onbewegelijk hoe ze vertelt van wat zij buiten gezien heeft en beleefd, of van haar eigen jeugd. Moet van Tannie geen kwaad spreken tegen kinderen! Zij heeft zelf geen kinderen, maar een oneindige liefde tot het kind.
Van Tannie's humor een enkel staaltje. Tannie was naar het boschveld geweest. Zij was met haar man in een kar naar vrienden gereden, maar ze waren te laat weggegaan en konden voor donker niet aankomen. Besloten werd in het veld te overnachten. Het was koud en tegen vier uur in den nacht besloten zij en haar man op te staan en koffie te gaan maken. Zij hadden geen oog kunnen toedoen.
‘Ja’, zei Tannie, ‘as ik nou nie opstaan nie, kom ik heeltemaal nie uitgerus.’
Dat is Tannie, vroolijk onder alle omstandigheden. Zij klaagt wel eens over ziektetjes, maar altijd alleen maar met haar mond, haar oogen lachen.
Plannen voor de toekomst heeft Tannie voor minstens drie menschenlevens. Er is nog zooveel te doen voor Zuid-Afrika, dat is haar lijfspreuk. En ik verwacht dan ook nog veel van Tannie. Zij is een kracht in ons jonge Afrikaansche leven.
Een genot is het bij Tannie te komen als ze een dag of een paar dagen, of zelfs maar een paar uur naar buiten is geweest, want zij en haar man zijn