Vlaanderen.
De Vlaamsche Beweging te Antwerpen in 1914-1915.
II (Slot).
Gedurende 1915 viel aan algemeene vergaderingen niet te denken. Het bestuur kon echter vergaderen en deed het ook. Dertien maal kwam men bijeen om de werkzaamheden te regelen.
Toen het bestuur klachten ter oore kwamen over wantoestanden op taalgebied, welke in de Stedelijke Meisjesnormaalschool heerschten, stelde het dadelijk een onderzoek in om na te gaan in hoeverre de feiten juist en de klachten gegrond waren. Het onderzoek bracht verschillende dingen aan het licht. Over deze wantoestanden werd een uitvoerig vertoogschrift aan den Antwerpschen Gemeenteraad gezonden.
Na het onthaal, dat het Nederlandsche volk aan de Belgische vluchtelingen had bereid en de gulhartigheid waarmede veel nood en lijden gelenigd werden, vatte het bestuur het plan op een Dankdag voor Nederland in te richten. Het bleef ongelukkig bij het plan, door tegenwerking en omdat de noodige toelating tot de inrichting niet werd verkregen. Aan het Hoofdbestuur van het A.N.V. werd toen een schrijven van dank aan het Nederlandsche volk gestuurd (zie Neerlandia 1915, Juni-nummer, blz. 133).
Neerlandia nam vroeger reeds in haar geheel de briefwisseling met Dr. Dirr op over de eerbiediging der taalwetten.
Het Hoofdbestuur stelde Tak Antwerpen in de gelegenheid geregeld Neerlandia aan zijn leden te doen toekomen, hoewel velen niet bij machte waren hun jaarbijdrage te betalen.
Naar aanleiding daarvan schrijft de heer Van Laar:
De lezing van de sinds Augustus 1914 verschenen nummers heeft bij onze leden veel domme vertelsels, die over het A.N.V. in omloop gebracht werden, doen verdwijnen.
Over Volksopbeuring, waarvoor nu een inzameling op groote schaal wordt gehouden, meldt het verslag:
‘Uit de bladen is U bekend, dat er een vereeniging “Volksopbeuring” gesticht werd met een volledig programma van zedelijke en stoffelijke volksverhefting voor de burgers in het eigen land. Zij zorgt tevens voor de krijgsgevangenen in Duitschland. Vertakkingen van het centrale bureau, te Gent gevestigd, worden overal gesticht. Ook te Antwerpen zal dat eerlang, nog deze maand hopen we, het geval zijn. Het A.N.V. heeft echter niet gewacht tot er een vereeniging gesticht werd om de handen aan het werk te slaan. Voor de krijgsgevangenen in Duitschland schonken wij tot heden in ronde cijters uitgedrukt 1100 boeken en brochures, ingebonden tijdschriften, wetenschappelijke werken, enz., 5100 prentpostkaarten, 150 muziekstukken, 30 portretten van Vlaamsche voormannen, 1675 liederboekjes.
In het arrondissement Antwerpen worden door ons pogingen aangewend om boekerijen te stichten of bestaande bibliotheken aan te vullen. Verschillende aanvragen kwamen reeds toe, waaraan stellig gevolg zal gegeven worden, zoodra wij over het noodige beschikken.
Te Antwerpen zelf droegen wij door het schenken van 134 boeken bij tot de opening van verschillende leeszalen, toegankelijk voor het publiek.
Tevens werden 440 exemplaren verspreid van de Handelingen van het 32ste Taal- en Letterkundig Congres, ze werden geschonken aan Gemeentebesturen, het Provinciaal Bestuur en verschillende bekende maatschappijen.
Wij ontvingen veel boeken en muziekstukken ten geschenke, o.a. van de Boeken-Commissie van het A.N.V. te Rotterdam, die ons tot heden 8 kisten boeken en ingebonden tijdschriften zond en van de heeren Schepen Dr. Victor Desguin, Pol de Mont, Frans Swagers, Jef van Hoof, H. van Hove, G. Faes, G. Janssens, Joris de Bom, Maurits Pinkhof, G. van Oost van Diest en tal van onbekenden. Onzen hartelijken dank uit naam van onze vereeniging in de eerste plaats, maar ook en niet het minst uit naam van onze krijgsgevangen broeders in Duitschland.
Het secretariaat beschikt nog voor deze werking over een netten voorraad, die echter wegsmelt als sneeuw voor de zon. Hoe meer dus geschonken wordt, hoe beter. Vooral tooneelstukjes zijn op het oogenblik gewenscht.
Een bijzondere vermelding verdient hier de heer Cyriel Rousseeu, wiens onvermoeide werkkracht reeds zooveel tot stand bracht voor de verschillende gevangenenkampen. Nooit zullen wij hem dankbaar genoeg kunnen zijn voor al hetgeen hij tot nu deed.’
Wat de Afdeelingen aangaat is het verslag kort, maar welsprekend. De Afdeeling Hooger Onderwijs voor het Volk hervatte hare werkzaamheden. Nooit mocht men zich in een zoo talrijke opkomst verheugen.
Ook Leestafel en Liederavonden zijn met goed gevolg weder in werking gesteld.