len, dat hoe langer hoe meer onze Nederlandsche artikelen in het vijfde werelddeel ter markt worden gebracht. Moge dit zoo voort blijven gaan, want ongetwijfeld zal dit land en zijn Nieuw-Zeelandsche Nabuur nog voor vele jaren van buitenlandsche industriën afhankelijk blijven, waar men hoofdzakelijk door gebrek aan plaatselijke arbeiderskrachten moeilijk in het vervaardigen van alle benoodigde artikelen zal kunnen voorzien.
De uitvoer van Australië naar Nederland bleef nog steeds zeer gering, doch indien zich het groote tekort aan scheepsruimte over de geheele wereld, niet vooral in deze verafgelegen oorden zoo sterk deed gevoelen, ware er nu juist een schoone gelegenheid voor onze Nederlandsche graanhandelaren om dit jaar eens Australische tarwe in ons land in te voeren.
Wat de handel tusschen Australië en Nederl. Indië in het afgeloopen jaar betreft, leverden de eerste 9 maanden van 1915 bijna een tegenovergesteld resultaat met die der latere maanden in 1915 en begin 1916.
Tengevolge van de groote droogte in 1914 en begin 1915 toch vond onze Nederl. Ind. Archipel een goed en zeker welkom afzetgebied voor artikelen als maïs, suiker enz. in Australië, dat zeer groot gebrek aan deze voedingsmiddelen had, zoodat een levendige handel en scheepvaartverkeer tusschen ons Nederl. Indië en Australië ontstond.
Doordien echter de groote droogte in het zuidelijke deel van Australië althans gedurende den winter (Mei-September) door goede regens gebroken werd en zulks voornamelijk ten goede kwam aan de landbouwdistricten, was men tegen het einde van 1915 van een buitengewoon grooten graanoogst verzekerd.
Na aftrek van wat men voor plaatselijk verbruik noodig heeft, blijft er nog zoo'n groote hoeveelheid tarwe over, dat men bevreesd is, dat dit geheele overschot wegens het groote gebrek aan scheepsruimte niet zal kunnen worden uitgevoerd, hetgeen zeer te betreuren zou zijn, waar vooral onder de bedroevende tijdsomstandigheden en na de geleden verliezen ten gevolge van de droogte van het vorige jaar elke penning in Australë best kan worden gebruikt.
In elk geval zal deze groote tarwe- (en meel-) oogst de handelsbetrekkingen tusschen Australië en Nederl. Indië weder zeer versterken, daar nu de Australische meelfabrikanten weder in staat zullen zijn om hun afzetgebied in Oost-Azië in het algemeen en in onzen Nederl. Ind. Archipel in het bijzonder terug te winnen.
Was dus in 1915 aanvankelijk ons Nederl. Indië de groote leverancier van voedingsmiddelen aan Australië, tegen het einde van het jaar althans wat betreft het artikel meel, hernam Australië zijne oude positie door onzen Nederl. Ind. Archipel volop van meel te voorzien.
Afgescheiden van deze wederzijdsche sterke opleving in handelsbetrekkingen, was er eveneens een vrij aanzienlijke belangstelling van Nederl. Indische toeristen, die Australië bezochten, hoewel er toch nog altijd veel meer Australiërs van de gelegenheid blijven gebruik maken om eens nader met onze Oost-Indische bezittingen kennis te maken.
Een en ander kan echter niet anders dan de vriendschappelijke verstandhouding tusschen onze en de Engelsche natie in Australië ten goede komen.
Door uwen vertegenwoordiger werd nog van de gelegenheid gebruik gemaakt om in den loop van 1915 eene openbare lezing met lichtbeelden in Sydney te houden over het onderwerp ‘Holland and its people’, die zeer veel belangstelling vond en waarvan de netto-opbrengst, ten bedrage van ruim f 220.-, voor een plaatselijk liefdadig doel werd benuttigd. Indien de gelegenheid daartoe gunstig is, hoopt uw vertegenwoordiger in den loop van dit jaar een dergelijke voordracht met lichtbeelden te houden over ‘Nederland's Koloniale Bezittingen in Oost-Indië’.
Sydney, 29 April 1916.
M.P. CORDIA,
Vertegenw. A.N.V.