Regels voor de vereenvoudigde schrijftaal.
De Vereenvoudigde Schrijftaal wijkt in de volgende opzichten van de regeling van de Vries en te Winkel af:
1. De e wordt op het eind van een lettergreep niet verdubbeld: delen, kwekeling, preken, veren. Op het eind van een woord wordt ee geschreven: twee, zee, mee, dominee. In afleidingen van zulke woorden (tweede, zeëen) en samenstellingen (tweeledig, seeschip, veevoeder) blijft de ee.
2. De o wordt op het eind van een lettergreep niet verdubbeld: lopen, stromen, boze, stroo, zo.
3. De ie wordt op het eind van een lettergreep door ie (niet door i) aangeduid: wielewaal, kievieten, biesonder.
N.B. Deze regel geldt voor nederlandse woorden. Zie voor bastaardwoorden regel 7!
4. De toonloze klinker wordt in de uitgangen -lik en -liks door een i aangeduid (evenals in de woorden nodig, gelukkig, havik, monnik, enz): gewoonlik, huiselik, dageliks.
5. Alleen dàn wordt sch geschreven, wanneer men na de s een ch uitspreekt (schip, schoon, scheppen; - schrijven, schrikken). Dus: vis, mens, wensen, hollandse, franse.
Ook schrijve men tans, altans, tee (zonder h), ert (zonder w), besje (zonder t).
6. De n en s worden niet als ‘tussenletters’ geschreven wanneer ze in de beschaafde uitspraak niet worden gehoord. Dus: sedeleer, sterrekunde, hondehok, pennehouder, oorlogschip. (Natuurlik wèl toetssteen, uit toets en steen, lansstoot, evennaaste, tegennatuurlik enz., waar men niet met een tussenletter te doen heeft.)
7. Bastaardwoorden. In open lettergrepen van bastaardwoord wordt de ie-klank voorgesteld door het teken i: individu, naïviteit, Israelitisme, favorite, artikel. Maar op het eind van een bastaardwoord schrijft men ic: genie, traditie, kolibrie, Februarie.
En bastaardwoorden, eindigend op ie, of ie gevolgd door één medeklinker, behouden ie in de verbogen vormen: lithografieën, traditieën, lelieën, projektielen, Israelieten. Naast de bastaarduitgang -ies staat dus de verbogen vorm -iese: harmoniese, (afgod)iese.
Verder schrijve men e in plaats van ae: ether, predikaat, pedagogie(k), preparaat;
k in plaats van de k-klank-aanduidende c: lokomotief, akteur, aktrice, direkteur, kontributie;
f in plaats van ph: alfabet, fotograferen, fysika, fantasie;
r in plaats van rh: retorika, rachitis, rododendron.
Bovendien worden enige algemeen gebruikelike woorden in de spelling vernederlandst: bazaar, bloeze, boeket, faljiet, grok, kanapee, koket, rosbief, toost, trem en enkele andere.
8. Eigennamen (familienamen en aardrijkskundige namen) behouden de gebruikelike spelling: George, Visscher, Tusschenbroek, Zwolle, 's-Hertogenbosch, den Bosch.
9. Bij de verbuiging van lidwoorden, bijvoeglike naamwoorden en voornaamwoorden richte men zich uitsluitend naar het beschaafde spraakgebruik. Men schrijve dus de, hij, hem, zijn, zij, ze haar, enz., wanneer men de, hij, hem, zijn, zij, ze, haar zegt. Voorbeelden: Zet de stoel in de hoek. - De boeken van die aardige kleine jongen. - Is de kachel niet aan? Neen, hij is uit. - Zal ik aan de meid zeggen, dat ze hem ('m) moet aanmaken? - Die soep is erg warm, ze (of ook: hij) is anders lekker. -