Neerlandia. Jaargang 20
(1916)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Ingezonden.Moderne Nederlandsche en Vlaamsche kultuur in Denemarken.Hij die wel eens in Denemarken gereisd heeft, en behalve een van Tivoli nog van andere merkwaardige zaken in dat land eenige herinnering heeft, zal met genoegen herdenken de bij uitstek hartelijke wijze, waarop hij daar, omdat hij Nederlander was, ontvangen en behandeld werd. Maar het zal hem dan tevens opgevallen zijn, dat die werkelijk groote sympathie uitsluitend en alleen berustte op wat de Denen weten van ons bloeitijdperk, van onze gouden 17de eeuw, en dat het bestaan van een hedendaagsche kultuur, hoewel op stellige verzekering onmiddellijk aangenomen, geenszins wordt vermoed. Zeg een Deen, dat ge Nederlander zijt, en hij schudt u oogenblikkelijk met warmte de hand, en zegt u uit overtuiging: ‘Tak for sidst’Ga naar voetnoot1), en wanneer ge dan, verwonderd, u ‘niet herinnert..., eh..., ooit 't genoegen..., eh...’ dan legt hij u met vuur uit, dat hij nooit de slagen in de Sont en in de Groote Belt in 1658 en 1659 onder De Ruijter en Wassenaer vergeten zal, waardoor de Zweden gedwongen werden hun veroveringen los te laten, en Denemarken er het grootste deel van terug te geven. ‘Ah, ja, ja juist’, zegt ge dan, onzeker, iet of wat beschaamd, dat ge zelf daarop al sedert uw schooltijd niet meer trotsch zijt. ‘En dan Rembrandt, en Frans Hals’, zoo gaat uw nieuwe vriend dan geestdriftig voort, en gooit u dan zooveel namen van oude Hollandsche meesters om de ooren, dat ge met zelfvoldaanheid zegt, dat ge tot een ‘groote’ natie behoort. Maar dan plotseling houdt de Deen op. Want na 1750 houdt zijn kennis over Nederland ook op. Alleen weet hij als hij koopman is, dat de Nederlandsche landbouwproducten de zijne een geduchte mededinging aandoen, hoewel hij dagelijks met smaak z'n ‘Stykke med Hollandsk’Ga naar voetnoot2) verorbert, en een kop Java-koffie voor een bijzondere lekkernij houdt. Maar hiermee is 't dan ook uit. Ten eenenmale uit. Zijn voorstelling van Holland is die, welke men nog zoo vaak in 't buitenland vindt, en verbreid wordt in Marken en Edam. En nu is 't ongetwijfeld een plezierig gevoel beschouwd te worden als een volk met een grootsch Verleden, dat zich sedert 150 jaar tevreden heeft gesteld met pijpen rooken en molentjes laten draaien, omdat hun faam eenmaal gevestigd is, het lijkt mij van veel meer belang een Heden te hebben, dat ofschoon wellicht minder schitterend naar buiten, er zeker even goed ‘zijn mag’. De Nederlanders te Kopenhagen, die dat voelden, hebben zich opgemaakt om hun nieuwen landgenooten duidelijk te maken, dat we nog meer hebben dan molentjes; dat wij een trap van ontwikkeling bereikt hebben, die vergeleken mag worden zoowel met die van de andere landen in Europa, als met die van die beroemde 17de eeuw. Zij hebben, geldelijk krachtig gesteund door de ‘Vereeniging tot verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde’ een som bijeengebracht, waarvoor een verzameling van 211 deelen werd gekocht, houdende werken van en over moderne (na 1880 geschreven) Nederlandsche en Vlaamsche letterkunde en schilderkunst. De Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen, die twee deelen in 't oorspronkelijk, en 7 in 't Duitsch bezat, werd geacht het meest in aanmerking te komen voor die verzameling, en zij heeft haar dan ook eenige dagen geleden met den meesten dank aanvaard. Ten einde die boeken in 't bereik van meerderen te brengen, wordt onderhandeld met verschillende uitgevers, om sommige te laten vertalen, en twee schouwburg-directeuren hebben hun wensch te kennen gegeven Nederlandsche stukken in 't Deensch te doen opvoeren. Nederland is ook dáár bezig een fout van 25 jaar te herstellen. Plannen tot verdere bekendmaking van ook andere takken van kunst zijn in bewerking. Deskundigen van naam hebben bereids hun steun en hulp toegezegd, zooals de heeren Dr. J.L. Walch, Cyriel Buysse en H.P. Bremmer ons voorlichtten bij de keuze van werken van Nederlandsche en Vlaamsche letterkunde en schilderkunst. Een sub-commissie van genoemde Vereeniging, die de zaak verder in handen genomen heeft, bestaat uit de heeren Generaal A. Hoogeboom, voorzitter, A.W. Welsmann en ondergeteekende, secretaris. Zij houdt zich aanbevolen voor zedelijke en stoffelijke bewijzen van instemming. W. HOOGENDIJK Jr. 's-Gravenhage, 13 Febr. 1916. |
|