betering in zou worden gebracht, maar het was altijd bij beloften gebleven. Zoo'n onderwerp zal even veel, zoo niet meer aandacht trekken in een krant dan het oorlogsnieuws.
De meest nietige taalkwestie zal de gemoederen in beweging kunnen brengen.
Zoo gaat onze politieke strijd, trots het grootsche, machtige wereldgebeuren voort. Het was daarom gelukkig, dat het Verbond de uitgave van Neerlandia niet al te lang heeft gestaakt. Er was wel degelijk belangstelling voor den gewonen nationalen strijd. We staan niet stil in ademloos angstig zwijgen. We gaan voort, trots alles, ook hier. We hebben geen tijd te wachten.
Misschien was er onder gewone omstandigheden wat meer aandacht geweest voor de oplossing van het Universiteitsvraagstuk, dat thans door de Regeering wordt voorgesteld.
Wat die Universiteitskwestie eigenlijk is? Eenige laren geleden heeft de Unie-Regeering van de heeren Wernher en Beit een som van £ 500.000 gekregen voor de stichting eener Universiteit. Wij hebben hier wel inrichtingen voor hooger onderwijs, doch deze zijn geen Universiteiten in de werkelijke beteekenis van het woord. Zij leveren geen doktoren af. Daarvoor moeten de Afrikaners naar Europa. Nu is het voor een jongen Afrikaner zeker goed, dat hij zijn opleiding in Europa voltooit, omdat hij dan zijn blik leert verruimen en naar zijn eigen land iets van de oude cultuur van Europa mee terugbrengt. Doch niet iedere ouder is in staat zijn kind naar Europa te laten gaan, en bovendien, het moet verheffend voor het nationaal gevoel zijn om zelf een wetenschappelijke Universiteit te hebben.
We hadden dan ons half miljoen! We kregen het zonder eenige voorwaarde, doch toen we het eenmaal hadden aangenomen, kwamen die voorwaarden langzamerhand los, en de Engelsche gevers legden, begrijpelijkerwijs, eenige bezwaren in het pad van de Hollandsche taal bij dit universitair onderwijs.
Drie jaar heeft toen die zaak gesleept. Eerst is een voorstel ingediend door de Regeering bij het Parlement, welk voorstel geen genade kon vinden bij de Hollandschsprekende leden. Toen werd een Volksraadscommissie benoemd, die al evenmin een weg kon aanwijzen om uit het doolhof te geraken. De moeilijkheid was hoe het onderwijs aan die Universiteit volkomen tweetalig te maken. Tweetalige professoren zouden voor de meeste leergangen wel onmogelijk zijn te vinden. Twee professoren, een voor het Hollandsch en een voor het Engelsch, zou te duur komen; een half miljoen, hoe schitterend als gift ook, is niet veel voor een goede Universiteit. Het voorstel van de Volksraadscommissie, die het hooger onderwijs zooveel doenlijk, indien noodig, ook in het Hollandsch wilde doen geven, was bij de openbaarmaking in druk al ten doode opgeschreven.
Toen werd in 1913 een commissie benoemd buiten het Parlement om, waarin Ds. Bosman als eenige Hollandschsprekende zitting had, terwijl er een professor uit Engeland werd ingevoerd om als deskundige raadsman deze commissie ter zijde te staan. Deze professor was dan tegelijk voorzitter der commissie.
De Hollandschsprekenden waren zoo maar bang geworden, en er werd een Waakzaamheidscommissie benoemd. Deze commissie bracht een vernietigend verslag uit over het voorstel der Universiteitscommissie, die wilde dat het half miljoen over de verschillende hoogere onderwijsinrichtingen zou worden verdeeld; terwijl die verschillende inrichtingen dan elk een of meer leerstoelen zouden krijgen van de verschillende vakken die zouden worden onderwezen.
Door al die verslagen werd het den menschen meer en meer duidelijk, dat er slechts één oplossing was, te weten een Hollandsche en een Engelsche Universiteit. Doch twee Universiteiten zouden kostbaar zijn voor een wel uitgestrekt, doch zeer schaarsch bevolkt land, waar het aantal studenten te gering is om twee Universiteiten te bevolken.
Intusschen stierf de heer Jan Marais van Stellenbosch en liet aan het Victoria College te Stellenbosch £ 100.000 na voor het stichten eener Hollandsche Universiteit.
We hadden dus een half miljoen voor een Universiteit die Engelsch zou moeten zijn, omdat de schenkers dit geld niet wilden verbrokkelen door er een tweetalige Hooge School van te maken, en £ 100.000 voor een Hollandsche Universiteit.
De oplossing der moeilijkheid kwam dus veel nader.
Thans blijkt het, dat de Regeering in deze Parlementszitting zal voorstellen om het Zuid-Afrikaansche College te Kaapstad tot Universiteit te verheffen, dat wil zeggen tot Engelsche, en het Victoria College te Stellenbosch eveneens, dat wil zeggen tot Hollandsche.
Behalve het stichtingskapitaal zullen zij dan bijdragen van de Regeering krijgen.
Wij zullen dus ons tweeledig universitair stelsel hebben, de beste oplossing zeker op den duur.
Maar daarom zijn alle moeilijkheden nog niet uit den weg. Transvaal en Vrijstaat zullen wel klagen, dat het geheele universitaire onderwijs is samengetrokken in één provincie; terwijl zeker ons Transvaalsche Universiteits College en het Grey College te Bloemfontein om hun onderwijs zeer hoog staan aangeschreven. Doch het is te hopen, dat de Afrikaner zich zal herinneren, dat men niet vijf pooten aan een schaap kan hebben, en dat waarschijnlijk Stellenbosch niet dadelijk alle professoraten zal kunnen bezetten, dus dat er voor Pretoria en Bloemfontein nog altijd kans open blijft om hun colleges uit te breiden met enkele universitaire leergangen in zekere vakken. Indien Stellenbosch godsdienstleer en letteren nam, zouden er nog genoeg vakken voor de beide noordelijke hoofdsteden overbl ijven. Misschien dat hier de naijver tot die daden aanzet.
In elk geval is het begin gemaakt, en dat is immers het halve werk.
* * *