Geteisterd Nederland.
Nu ook in dit rampjaar ons land geteisterd is door overstrooming, treft het, dat zoovele jaren van overspanning in ons volksverleden, zich door hooge vloeden hebben gekenmerkt. En in dezelfde streken! Zoo 1570, toen het door den Prins beraamde aanvalsplan der Watergeuzen, belet werd door den nog befaamden Allerheiligenvloed. Zoo in 1572, toen de weerkracht van den Prins instortte als gevolg van den Bartholomeusnacht te Parijs en de daardoor ontmaskerde Fransche politiek. Zoo in 1625, toen ons land nog lijdende was aan de geloofsvervolging na de Dordtsche synode. Zoo in 1654, 1665 en 1675, oorlogsjaren die van Holland de allergrootste inspanning vergden. Zoo in 1775 en 1776, toen binnenlands de gisting onrust had gebracht en de oorlog met Engeland dreigde en uitbrak. Zoo in 1808, toen Napoleon's hand reeds reikte aan ons volksbestaan.
Wat is de zee onverschillig geweest voor volksellende van anderen aard. 't Is alsof zij juist dan kwam opzetten met haar meest vernielende kracht, als zij ons volk het minst tot tegenweer vaardig dacht.
Maar hoe heeft zij zich altijd vergist! Luctor et emergo: ik raak onder, maar duik weer op! Dat is van Zeeland het devies; het mocht het zijn van al onze landen bij de zee! Nederland geeft aan het water geen kamp, al blijkt dit soms de sterkste. Zooals ons volk uitkomt bij rampen, als die ons thans hebben getroffen, zoo is het en zal het zijn in tijden van elk gemeenschappelijk gevaar. Ons landje hebben wij en willen wij houden; de vijand moet er weer uit!
O, in zulke tijden leert men het beste kennen van het Nederlandsche volk! En wij allen zijn zeker, dat eendrachtige hulp bij groot beleid en rustig genomen maatregelen, ook deze nationale ramp, ons toegebracht door onzen grooten weldoener, de zee, die ook is onze bestendige vijand, zal worden herleid tot een omvang, die hoe klein ook, altijd onvermijdelijk blijft.
Neerlandia vraagt aan zijne leden en aan hunne Nederlandsche omgevingen in het buitenland, de wereld over, om mede te doen aan de veelomvattende hulp, die zoo noodig is geworden door de groote ellende, gekomen in den nacht van 13 Januari 1916, over Noord-Holland, over Marken, over de Zuidkust der Zuiderzee, Spakenburg, Bunschoten en waar niet al!
Gij mede-Nederlanders, gij kent onze dijken, onze polders, onze zee. Maar zoo oud is geen uwer, dat gij U bij benadering kunt denken de hevigheid van dezen Januari-vloed. Slechts wie heugenis heeft van 1825, zou dat kunnen. Maar zulke zijn er niet meer.
Zendt Uwe bijdragen voor de Algemeene Watersnoodcommissie aan het Kantoor van het Verbond. Neerlandia zal ze verantwoorden, als een nieuw ge tuigenis van uw één-voelen met het moederland.
Zendt Nederl. boeken en tijdschriften naar het Boekenhuis Algem. Nederl. Verbond, Van der Duynstraat 63, Rotterdam.