len en zijn liefde voor zijn taal wekken en aanwakkeren - met groote zorg moeten worden samengesteld en niet samengeflanst in een vloek en een zucht, en vooral eigen kleur en eigen leven moeten hebben, niet vertaald uit de zeker zeer knappe Engelsche kinderboekjes.
Er is in die richting nog heel veel te doen voor Zuid-Afrika en de wakkere en bekwame voorstanders van de verheffing van het Afrikaansch tot algemeene schrijftaal. Ik weet niet of mijn lezers wel eens Engelsche schoolboekjes hebben gezien. Zij zijn heel goedkoop. Dit is verklaarbaar en mogelijk bij een zoo groote oplaag. Zij zijn smaakvol en kunstzinnig uitgevoerd. Zij zijn bevattelijk en boeiend en pakkend. En zij zijn - daar komt het hoofdzakelijk op aan - een doorloopende lofrede op Engeland. Zoo worden de kinderen groot gebracht in het begrip van Engeland's grootheid, macht, kennis, vermogen, en alle andere eigenschappen. Jong geleerd, oud gedaan. Het kind blijft - wanneer er geen buitengewone gebeurtenissen komen die hem van het tegendeel van het geleerde overtuigen -, groot mensch geworden, tot aan het einde zijner dagen gelooven aan de stelling, dat Engeland in alles aan den top staat. Het leert en blijft Engeland bewonderen, waartegen niemand zeker bezwaar zal hebben, doch het meent dat buiten Engeland niets bestaat dat de moeite van het kennen waard is. Het leert zich zelf klein voelen. En dat is verkeerd.
Nu wil ik geenszins hopen, dat er eenmaal Afrikaansche boekjes zullen verschijnen die alleen den strijd tegen de leerstellingen dezer Engelsche boekjes tot doel hebben; doch wel zou ik mij verheugen, wanneer er boekjes verschenen, die bij het kind de liefde tot zijn eigen land en zijn eigen geschiedenis zouden aanvuren, die het even bekend zouden maken met zijn nationale helden en heldinnen als het thans is met de groote mannen en helden van Engeland, die het trotsch zouden leeren zijn op zijn voorvaderen, op de Hollanders die hier zijn gekomen en hun merkteeken op de tijden hebben achtergelaten, op hun grootsche voortrekkers die in hun eenvoud, en gesteund door hun godsvrucht, een machtig werk der beschaving hebben gedaan, die de hechte grondslagen hebben gelegd voor het Zuid-Afrika van heden. Te veel zegt men hier het den Engelschen na, dat de geschiedenis van Zuid-Afrika slechts een opeenvolging van Kafferoorlogen is. De romantiek ligt hier voor het grijpen. Bijna niemand nog echter heeft er de hand naar uitgestoken. En toch, hij of zij die het doet, kan er zeker van zijn gretige lezers en lezeressen te vinden. En door de romantiek zal men komen tot de diepere studie, zal men meer willen weten.
Doch ik dwaal wanhopend af. Ik ben begonnen over de spelling en welk wapen men eruit heeft gesmeed tegen de Afrikaansche taalbeweging. Dit wapen is thans den tegenstanders uit de hand geslagen. De Zuid-Afrikaansche Akademie voor Taal, Letteren en Kunst heeft in haar laatste jaarvergadering den 18den September de spelling officieel vastgesteld. De spellingsregels waren bestudeerd door een commissie uit de Akademie, van welke commissie Dr. Th. 1e Roux, de ziel was. Dr. le Roux heeft indertijd in Leiden de Nederlandsche Letteren bestudeerd.
De voorstellers en de Akademie hebben zich zoo na mogelijk aan het Nederlandsch gehouden, ook waar die spelling niet geheel overeenkwam met de uitspraak. Men heeft dusdoende niet alleen den oorsprong van het Afrikaansch willen erkennen, doch tevens willen beletten dat het Hollandsch van Holland, zooals men hier zegt, een gesloten boek zou worden voor den Afrikaner.
Wij zitten thans nog midden in den verkiezingsstrijd, die niet weinig fel is en alle aandacht in beslag neemt. Belangstelling voor zoo iets als spelling heeft men dus op het oogenblik niet. De kritiek op de spellingsregels blijft dus achterwege. Dit wil echter geenszins zeggen, dat die later niet zal losbarsten. Wie heeft geen gerechte aanmerkingen kunnen maken op eenige spelling ter wereld? Onvolmaakter en grilliger iets schijnt er op aarde niet te bestaan dan spelling. Maar de pas neergelegde regels zijn geen wetten van Meden en Perzen. Rechtmatige aanmerkingen zullen zeker dankbaar in overweging worden genomen. Hoofdzaak is, dat er nu eenheid zal komen. De commissie voornoemd heeft nu in opdracht een woordenlijst samen te stellen, welke men hoopt in het begin van het volgend jaar te kunnen doen verschijnen.
Wat bovendien de lezers van Neerlandia genoegen zal doen, is dat er ten vorigen jare door de Akademie ook een commissie is benoemd, die in opdracht heeft vreemde woorden en Engelsche insluipsels te vervangen door eigen woorden. Deze commissie zal nu de hulp inroepen van alle menschen die geacht worden haar te kunnen bijstaan. Ik zie met belangstelling een nieuw verslag van deze commissie tegemoet. De Afrikaner heeft een aangeboren gave om nieuwe rake woorden te vinden. Onze algemeene Nederlandsche taal kan daar voordeel van hebben. Het eerste verslag dezer commissie, ten vorigen jare reeds uitgekomen, betrof voornamelijk sporttermen.
OU-BOET.