1890-1915.
(23 November).
Een mijlpaal in den tijd. Maar niet een waarbij volk en stam een poos blijft staan, nu rondom zoo'n storm woedt; even opkijken, met dankbare begroeting, vluchtig vol hulde, dat is alles.
Want Nederland, het moederland, is in wapenen ter zelfverdediging als het moet, zijn rustig volk diep geschokt. En Vlaanderen is in 's vijands macht, bijna geheel, zijn volk verscheurd door tweedracht ondanks den gemeenschappelijken nood, die eendracht eischt voor nu en later. En Zuid-Afrika vecht voor de Nederlandsche nationaliteit, die reeds den langen weg der versterving zou zijn opgegaan, had zij niet met sterkend blijk van zielegrootheid haar onverwoestelijke levenskracht bewezen met daad en woord. Nergens rust om gezamenlijk aan Neêrlands Koningin openlijk te betuigen, hoezeer zij, meer dan iemand weet, de verpersoonlijking is van Nederlanderschap en hoe de vijf en twintig jaren, die ons scheiden van den dood van haren vader, altijd door de hoop en het vertrouwen, eens op haar gesteld, hebben bevestigd. Zij is meer dan Koningin geworden van Nederland; zij is de ongekroonde, die zetelt in de harten van milioenen, ook buiten ons land. Dat is voorzoover het niet den Nederlandschen stam betreft, gevolg van menschelijk verlangen naar vriendelijk standvastig licht in de verblindende warreling van wereldleven. Voor den Nederlandschen stam is het buiten alle staatkunde om, een trekken naar een eenig middelpunt.
Koningin Wilhelmina, die de belangen van haar land in dezen tijd op een wijze dient, die heel haar volk op het innigste waardeert, vindt haar niet gevergde loon in de dankbare hulde, door ontelbaar velen, voorbijgaande aan dezen mijlpaal, haar in stilte gebracht.