Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBeknopt verslag der Hoofdbestuursvergadering van 4 Sept. te Dordrecht.Aanwezig: de heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, voorzitter; mej. E. Baelde, onder-voorzitster; en de heeren Ch.R. Bakhuizen van den Brink, Prof. Dr. J. Boeke, H.D.H. Bosboom, Mr. C.Th. van Deventer, Prof. Mr. D.P.D. Fabius, Dr. H.F.R. Hubrecht, H. Meert, J.M. Pijnacker Hordijk, Prof. Mr. A.A.H. Struycken, Mr. W. Thelen, Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler en N.J. Roelfsema, secretaris-penningmeester.
Afwezig met kennisgeving: Mej. R. de Guchtenaere, en de heeren A.C. van der Cruyssen, Joh. C. Kesler, Mr. Dr. C.F. Schoch, J.A. Snijders Jr. en Mr. Em. Wildiers.
De voorzitter opent de vergadering met een woord van welkom, in het bijzonder aan de beide Vlaamsche heeren. | |||||||
Punt I. Notulen der vergadering van 24 April 1915.Deze worden met enkele kleine redactiewijzigingen goedgekeurd. | |||||||
[pagina 219]
| |||||||
Punt II. Vlaanderen.1. Het optreden der Utrechtsche Studenten-Afdeeling met betrekking tot Vlaanderen.Herinnerd wordt, onder volkomen waardeering overigens, voor hetgeen de Utrechtsche Studenten-Afdeeling voor de Vlaamsche geïnterneerden heeft gedaan, aan het uitvoerig rondschrijven 17 Augustus door het Dagelijksch Bestuur aan de Hoofdbestuursleden rondgezonden, waarin de bemoeiingen dier Afdeeling werden uiteengezet en mededeeling werd gedaan van een schrijven aan Z.M. den Koning der Belgen, waarin het Dagelijksch Bestuur uit het Hoofdbestuur verklaarde, dat de Utrechtsche Studenten-Afdeeling de grenzen harer bevoegdheid op onverantwoordelijke wijze had overschreden en het elke aansprakelijkheid in dezen verwierp. Uit de daarop gevolgde uitvoerige gedachtenwisseling blijkt, dat alle leden de handelingen van het Dagelijksch Bestuur geheel goedkeuren. Besloten wordt te dezer zake aan de pers een mededeeling te zenden en een schrijven te richten tot de Utrechtsche Studenten-Afdeeling. | |||||||
2. Fransch-Vlaanderen.De voorzitter deelt mede, dat hij kort geleden in verband met een verzoek van den Minister van Buitenlandsche Zaken om inlichtingen betreffende eene vermeende inmenging van eene Afdeeling van het Verbond, de kwestie-Fransch-Vlaanderen nog eens goed heeft nagegaan, o.m. met gegevens uit het Verbondsarchief. Hij geeft een uitvoerig overzicht, waarin o.m. wordt gewezen op het optreden van Generaal Boulanger, die de Vlaamsche bevolking in Noord-Frankrijk in 't gevlei kwam door aanplakbrieven en toespraken in het Vlaamsch, welke zijn verkiezing moesten bevorderen. Van lateren datum is het optreden van den abt Lemire, den député voor Hazebrouck, die Vlaamsch leerde om zich met zijn Vlaamsche kiezers in hun moedertaal te kunnen onderhouden. Verder aanvaardde de Kerk aanvankelijk de pogingen tot uitroeiing van het Vlaamsch in Frankrijk tot de invoering der scheidingswet. Daarna heeft de Kerk de Vlaamsche taal in Noord-Frankrijk weer gesteund. De dienst werd zooveel mogelijk weer in 't Vlaamsch gegeven en een bekend feit is het, dat den Bisschop van Atrecht bij diens ontvangst door Vlaamsche priesters de Vlaamsche Leeuw werd toegezongen als uiting van nationalisme, waarmee Z. Em. zich ingenomen betoonde. Taalkwesties kunnen dus in Noord-Frankrijk leiden tot politieke kwesties, en daar moet het Verbond zich buiten houden. Immers het zou hier kunnen gaan om de toepassing van een beginsel, het bestaansrecht van gewesttalen. Aan het beginsel ligt ten grondslag het feit, dat het in het algemeen gesproken onpaedagogisch is het kind onderwijs te geven in eene andere taal dan de zijne. De noodlottige gevolgen ziet men in Vlaanderen zoowel als in Afrika. Als de kinderen in Fransch-Vlaanderen van school gaan, kunnen ze Fransch lezen en schrijven, maar niet goed spreken; zij kunnen Vlaamsch spreken, maar lezen noch schrijven. Later leeren de jongens nog kazernefransch, maar na hun diensttijd vervliegt ook weer die kennis en vallen ze terug in het Vlaamsch, waarin ze nooit onderwijs genoten, en blijven zoo half-analphabeet. Dat is de vloek zoodra aan de tweetaligheid niet volle recht geschiedt. In tweetalige landen ga de moedertaal in het onderwijs voorop, dan volge de landstaal. Een lid meent, dat de stelling: eerst de moedertaal, dan de landstaal, niet altijd en overal opgaat. De ervaring ten opzichte der inlandsche bevolking in Indië is anders. In 1906 werden scholen gesticht, waar men begon met de moedertaal, het Javaansch; later bleek dat op die wijze te weinig tijd voor het Nederlandsch overbleef. De Chineezen, die wel met Nederlandsch op de lagere school begonnen, leerden het veel beter. In 1912 heeft de Nederlandsche Regeering de kwestie opgelost ten gunste van het Nederlandsch. Op 6-jarigen leeftijd begint thans de inlandsche jeugd der hoogere standen onze taal te leeren, wat aan een grondig beoefenen van de moedertaal waarmee 3 jaar later een aanvang wordt gemaakt, stellig geen nadeel doet. Dezelfde ervaring heeft men in Zwitserland opgedaan. In Graubunderland begon men eertijds met het Romaansch, de oude moedertaal, dan kwam het Duitsch, maar die Staatstaal werd nooit meer goed geleerd, terwijl bij omkeering der orde eerst Duitsch dan Romaansch, bleek dat beide talen veel beter tot haar recht kwamen. De Vlaamsche afgevaardigden zeggen, dat de in Vlaanderen opgedane ervaring pleit voor eerste onderwijs in de moedertaal en toonen dit met verschillende voorbeelden aan. Zij wijzen ook op het belang, dat er in gelegen kan zijn, om de Nederlandsche Regeering in te lichten over de waarheid, dat Vlaamsch en Nederlandsch dezelfde taal is. Gewenscht is het, dat men altijd het woord Nederlandsch gebruike, omdat de naam ‘Nederlandsch’ feitelijk van Zuid-Nederlandschen oorsprong is. Eerst na 1830 is de naam stelselmatig verdrongen. In de schoolboeken kent men in Vlaanderen alleen de Nederlandsche taal. Reeds in de 14e eeuw bezigt Ruusbroec den term en 't woord neder vindt men in tal van oude plaatsnamen terug. De kloosterlingen van de 16e eeuw te Leuven spraken ook van ‘de Nederlandsche tale’. De voorzitter wijst er nog op, dat voor Fransch-Vlaanderen onze bemoeiingen nooit verder zijn gegaan dan het besluit om met een kleine toelage steun te verleenen voor het herdrukken van oude Vlaamsche liedjes en het levendig houden van volksen geschiedkundige herinneringen. Wij toonen voornamelijk belangstelling op het gebied der volkskunde. | |||||||
3. Boekgeschenken aan geïnterneerde Vlaamsche studenten.De voorzitter deelt mede, dat een Groepsbestuurslid f 100.- beschikbaar heeft gesteld voor dit doel. De boeken, welke door de belanghebbenden zelf mogen worden aangegeven, worden van een inschrift voorzien. Uit de ingekomen dankbetuigingen blijkt, hoezeer deze boekgeschenken worden gewaar- | |||||||
[pagina 220]
| |||||||
deerd. Daar de beschikbare som reeds is overschreden, heeft het Dagel. Bestuur nog f 50.- voor dit doel uitgetrokken en vraagt thans goedkeuring op die uitgaaf. - De vergadering keurt haar goed. Tak Brussel heeft nog 20 frs. voor dit doel be schikbaar gesteld. | |||||||
4. Verzoek om goedkeuring van den steun door het Dagel. Bestuur aan Prof. Burger verleend voor het aanschaffen van Nederlandsche woordenboekjes en spraakkunsten ten behoeve van geïnterneerde Belgen. (f 227.80).De vergadering keurt de uitgaaf goedGa naar voetnoot*). | |||||||
Punt III. Nederlandsch-Indië.1. De mote Haarlem in zake de verbetering der positie van Nederl.-Indische ambtenaren.Hierop is door de afgevaardigden van Groep Nederl.-Indië een uitvoerig prae-advies ingediend. Na gedachtenwisseling hierover wordt besloten het met enkele wijzigingen om raad te zenden aan het Bestuur van Groep Nederl.-Indië. | |||||||
2. Duitsche leerboeken bij het veeartsenijkundig onderwijs.Herinnerd wordt aan het onbevredigend antwoord van den onder-directeur der Utrechtsche Veeartsenijschool op een vraag om inlichting van het Hoofdbestuur. Aan de Afd. Utrecht is toen verzocht een onderzoek in te stellen. Uit het daarop ontvangen antwoord valt af te leiden, dat Nederlandsche studieboeken op veeartsenijkundig gebied de kosten en moeite niet zouden loonen. Men kan eruit opmaken, dat er geen Nederlandsche leerboeken op dat gebied bestaan. Sommige leden achten debiet van Nederlandsche veeartsenijkundige boeken wel degelijk mogelijk en voor Vlaanderen en Nederlandsch-Indië zijn ze zeer zeker noodig. Op de Dokter Djawaschool in Nederl.-Indië worden Nederlandsche wetenschappelijke werken op verschillend gebied gebruikt, waarom dan ook niet voor de veeartsenijkunde? Besloten wordt nadere inlichtingen af te wachten en dan zich, zoo noodig, te wenden tot den Minister van Koloniën. | |||||||
3. Deelneming aan een Congres betreffende het Indisch Onderwijs.Medegedeeld wordt, dat de heeren Dr. G.H.J. Hazeu, Directeur van Onderwijs en Eeredienst, met verlof in Nederland en Mr. C.Th. van Deventer, zich bereid hebben verklaard het A.N.V. op dit Congres, uitgaande van de Nederl. Afdeeling van het N.-I. O.G., te vertegenwoordigen. | |||||||
Punt IV. Nederlandsche Antillen.Wenschelijkheid der uitgave van een nieuw nummer, handelende over West-Indië. De voorzitter deelt mede, dat na de bijzondere nummers verschenen over Curaçao, Aruba en Bonaire, de wenschelijkheid is geuit, de Bovenwindsche eilanden in één nummer te behandelen. Enkele bevoegden hebben hun medewerking toegezegd. Besloten wordt, dat de afgevaardigden voor Groep Nederl. Antillen in dezen nader overleg zullen plegen.
Dit verslag moet hier, om plaats te maken voor het onverwacht hoofdartikel worden afgebroken; het slot komt in het volgend nummer. |
|