Vlaanderen
Th. Coopman †.
Wederom heeft de Vlaamsche Beweging een gevoelig verlies geleden.
In het doodenregister van hare voormannen is sedert Juni bijgeschreven de heer Theo Coopman, 24 Nov. 1852 te Gent geboren. Sedert zijn vestiging te Brussel in 1873 heeft hij door zijn betrekking aan het Ministerie van Spoorwegen en Posterijen, waar hij aan het hoofd van den vertaaldienst stond, een zeer werkzaam aandeel genomen in den Vlaamschen strijd.
Op letterkundig gebied leverde hij vele bijdragen. Jarenlang stond hij met Victor de la Montagne aan het hoofd van het tijdschrift ‘De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle’, waarvan het bijvoegsel ‘De Taalstrijd hier en elders’ een krachtige steun was voor de Vlaamsche Beweging.
Met Prof. Scharpé gaf hij een ‘Geschiedenis der Vlaamsche letterkunde’ uit, met Jan Broeckaert het standaardwerk ‘Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd’, een verzameling bescheiden sedert de jaren dertig. Het tiende deel van die uitgave door de Koninklijke Vlaamsche Academie, waarvan Coopman een trouw lid was, bezorgd, verscheen een paar maanden vóór den oorlog.
Velen zullen zich Coopman nog herinneren als secretaris van het XXIXste Taal- en Letterkundig Congres, in 1906 te Brussel gehouden.
Van hem is het bekende door Antheunis op muziek gezette eenvoudige ongekunstelde lied, waarin de Vlaamsche ziel toch zoo gevoelig tot uiting komt:
Mijn Vlaand'ren heb ik hart'lijk lief,
Dat is 't refrein, 't is het liefdelied,
Dat 'k nooit vergeten zal.