Zuid-Afrika
'n Bezoek aan het Fort te Johannesburg.
'n Volkstem-man schrijft:
Dokters, advokaten, gevangen-bewaarders komen hoofdzakelik in aanraking met de minder aangename zijde van 's mensen wezen. Van krante-schrijvers spreek ik nu niet. 't Was de overheid van de Johbgse gevangenis - beter bekend als ‘Het Fort’ - dus minder kwalik te nemen dat, toen ik belangstelling toonde in 't lot van enige politieke gevangenen tegelijk, die belangstelling in 't groot werd opgevat als ‘nieuwsgierigheid’. Nu is nieuwsgierigheid 'n doodzonde, vooral in 'n logieshuis van Zijne Majesteit, waar noodzakelikerwijze strenge regels worden gehandhaafd en allerlei belangen, zo goed 't gaat, met elkaar moeten worden verzoend. Derhalve kon ik telefonies geen verlof krijgen om meer dan- één gevangene tegelijk te zien te krijgen; maar met de meeste voorkomendheid en per kérende post kwam 't bericht dat mij toegestaan werd, ‘the rebel prisoner H. Oost’ te gaan spreken op Maandag, de 11de Januarie van 1915. Waar men te doen heeft met 'n boom, zo volgeladen als 't Johbsge fort, is 'n keuze tussen bezoekwaardige rebellen niet dadelik gemakkelik; maar m'n broeders van de engelse pers zijn met zulk 'n woede over Oost heen gereden, dat 'n kleine tegen-demonstratie, naar 'k meende, niet van onpas kon zijn. Ook 't ernstigste verschil van politiek inzicht behoeft geen persoonlike vriendschap te schaden - waar zouden we anders blijven in Zuidafrika?
Om tien uur begint 't visite-uur der Johbsge gevangenen op Maandag, Woensdag en Vrijdag. En kele minuten vóór die tijd stond ik voor de poort; maar die poort zou zich niet openen totdat 't gewichtige uur werkelik geslagen was. De gelegenheid was dus gunstig om de onmiddellike nabijheid op te nemen. 't Is wel jammer dat 't hoogste puntje van de Witwatersrand, vanwaar 'n verrukkelik vergezicht zich ontplooit - hoofdzakelik in noordwestelike richting - de zetel blijft van 'n instelling als deze. Naast 't Fort is de Hospitaal-gevangenis gebouwd, en er tegenover is 'n grote, ommuurde ruimte waar blijkbaar de kaffer-bandieten worden vastgehouden. Alom ziet men versperringen, wallen, prikkeldraad, gewapende wachten, dikke ijzeren staven, disipline en, als men met innerlik oog wil kijken, mense-wee.
* * *
Dozijnen bezoekers hebben zich verzameld voor de ingang van 't Fort. Ongeveer de helft bestaat uit vrouwen. De rest is hoofdzakelik uit nog jonge mannen samengesteld. Kinderen, te klein om thuisgelaten te worden, zijn meegekomen. Ze worden hangerig in de broeierige, met regen dreigende, atmosfeer. Zó lastig en zo zwaar worden er 'n paar, dat ze door de moeders als 't ware te vondeling worden gelegd, plat op de klippen, met enkel 'n doek of zakdoek onder 't hoofd. De vliegen plagen en er beginnen al 'n paar kleintjes te schreeuwen, met de armen te zwaaien. Langs de muren van de inrijweg staan pakjes van allerlei grootte en soort voor de gevangenen; want 't is geoorloofd om kost, lekkernijen, kleren, bloemen, boeken enz. mee te brengen.
De tijd valt zwaar. De minuten rekken zich uit tot kwartieren, wat de stemming der wachtenden betreft. Telkens komt er nog 'n groepje aanlopen - of aanstrompelen tegen de hoogte, als 't oude mensen zijn. Daar komt ook 'n rijtuig. 'n Bejaarde dame, stemmig in diepe rouw gekleed, stapt eruit. Ik herken, van de dagen van 1901, mevrouw Christiaan de Wet. De haren zijn 'n beetje vergrijsd, de weemoedige lijnen in 't gezicht wat dieper geworden. Overigens is de krasse vrouw nog dezelfde, voor 't oog altans. Kort geleden sneuvelde een van haar zoons. Nog drie heeft ze er over. Bij haar man, in 't Fort, bevindt zich 'n twintigjarige zoon, die eerst afzonderlik gevangen zat doch verlof gekregen heeft om bij z'n vader te komen. Te Klerksdorp ligt haar schoonzoon - Mentz (ook 'n Vrijstater) - zwaar gewond.
Mevrouw De Wet blijft nog ongeveer 'n week te Johannesburg, waar zij thuis is bij de familie Du Toit, 77 von Brandis St. Daarna zal zij terugkeren naar haar plaats te Memel, waar de boerderij nu maar zwaar gaat, omdat de militaire autoriteiten in zekere gevallen doortastende beperkingen hebben ingevoerd. De echtgenote van de vrijstaatse Hoofdgeneraal is nu al 58; Genl. De Wet heeft de 61 bereikt. Hij was onlangs (vóór de rebellie) zwaar ziek, maar dit was 't gevolg van gevatte koude en niet, zoals sommige bladen hebben beweerd, van beroerte.
* * *
Nadat 't vet er al tamelik bij ons uitgebraden is, ontsluit zich de grote poort met 't kleine kijk-venstertje. De eerste klomp mag naar binnen. 't Duurt nog bijna 'n kwartier, vóórdat de laatste wordt toegelaten. ‘Dames eerst’, is 't motto. In de voorhal mogen we 't voor de gevangenen meegebrachte neerzetten, met de naam zorgvuldig erop geschreven, opdat de gevangenbewaarders de inhoud kunnen doorzoeken en datgene waartegen geen bezwaar bestaat, overhandigen. We schrijven allen onze naam in 'n boek, waarin dezelfde dag o.m. die van mej. Ruysch van Dugteren (bij haar broeder op bezoek) voorkwam.
Nu wordt er weer gewacht, vóórdat we de eigenlike gevangenis mogen naderen. Nogmaals wordt 'n grote deur opengesloten, en we zijn op 'n binnenplaats. Hier drijft de zon 't nog overgebleven vocht en vet uit onze ledematen! In 'n kamertje met ingang, juist breed genoeg voor één persoon, zitten twee bewaarders permitten voor bezoek uit te schrijven. ‘Vrouwen eerst’, is ook hier 't wachtwoord;