Het A.N.V. en de Onzijdigheid.
Een artikel in Neerlandia no. 9, Nov. 1914 onder den titel: ‘Groot-Nederland en de Oorlog’ heeft in de Telegraaf heftig verzet uitgelokt en ook in Neerlandia zelf tegenspraak gevonden. Het voegt mij niet dit artikel te prijzen of te laken en het zou evenmin op mijn weg liggen te beoordeelen, in hoever het Hoofdbestuur van het A.N.V. zijne taak juist opvat en zijne plichten nauwgezet vervult, indien niet in het verschil van gevoelen hierover eene vraag van overwegend nationaal belang lag opgesloten: de vraag namelijk naar onze plichten als die van een neutralen staat, omringd door oorlogvoerende mogendheden. Hoe moeilijk het ook zij, om over deze netelige vraag in enkele woorden iets van beteekenis te zeggen, meen ik toch aan mijne medelezers van Neerlandia enkele opmerkingen te moeten in overweging geven.
Neutraliteit is een uiterst teere maar hoogst gewichtige zaak. Er was een tijd, waarin men haar opvatte als onthouding of onpartijdigheid en meende, dat men aan hare eischen voldeed door niets te doen en eenvoudig de vreedzame betrekkingen aan te houden, waarin men tot een of meer der oorlogvcerenden stond. Langzamerhand is de neutraliteit opgewassen tot een ingewikkeld instituut, dat de grootste aandacht vordert, zware plichten oplegt en de daaraan verbonden rechten afhankelijk maakt van de stipte vervulling dier plichten.
Streng genomen is neutraliteit eene verhouding van staat tot staat en rusten de daaraan verbonden rechten en plichten op de regeeringen; maar deze zijn verantwoordeijk voor de handelingen van hare ambtenaren en andere organen, tot zekere hoogte ook van hare onderdanen. Wel is waar zijn dezen slechts bij uitzondering rechtstreeks aansprakelijk jegens de oorlogvoerende partijen; maar de oorlogvoerende, die meent zich over hunne handelingen te mogen beklagen, wendt zich tot de betrokken regeering en vraagt van haar opheldering en misschien verantwoording. Hieruit vloeien moeilijkheden voort, waarvan de leek zich ternauwernood eene flauwe voorstelling kan maken. Zij betreffen het personenverkeer, den goederen- en geldhandel, maar ook de drukpers. Volstrekte, nauwkeurig omschreven verplichtingen omtrent deze en dergelijke ontwerpen bestaan nauwelijks. Zij hangen samen met de eindeloos verschillende verhoudingen en omstandigheden en zijn eerst in de toekomst vatbaar voor strenge formuleering in elk bijzonder geval. Vandaar dat de maatregelen der neutrale regeeringen noodwendig vele aangelegen belangen min of meer onbepaald moeten laten en zich noode bepalen tot algemeene aanwijzingen en wenken.
Dit komt wellicht nergens meer te pas dan bij de uiting van besliste meeningen over de daden der oorlogvoerenden. Zulke oordeelvellingen in de groote pers trekken in het buitenland veelal de aandacht, wekken wrevel of worden gretig overgenomen om den vijand zwart te maken. De regeering van constitutioneele staten staat er vaak machteloos tegenover, maar kan daardoor in groote verlegenheid geraken.
Past men deze vluchtige opmerkingen toe op ons vaderland, nu het aan alle zijden omringd is door verbitterde en hoogst prikkelbare vijanden, die naijverig dingen om de gunst der openbare meening in de neutrale landen, dan is het klaar als de dag, dat ieder, die over de geweldige tijdsomstandigheden schrijft, zich ernstig rekenschap heeft te geven van de keuze en strekking zijner woorden en allerminst zich mag laten leiden door gevoelens van sympathie of antipathie jegens deze of gene oorlogspartij. Zelfs wie vrij is van elk vooroordeel en zich een gemotiveerd oordeel meent te mogen aanmatigen, legt zich noode het stilzwijgen op en wacht rustiger tijden af. Wie door temperament of zelfbewustzijn moeite heeft het stilzwijgen te bewaren denke aan zijne plichten jegens eigen vaderland en aan de zware verantwoordelijkheid, welke hij misschien onnadenkend en onwillekeurig op zich neemt, door de taak der Regeering te bemoeilijken en het onschatbaar voorrecht der neutraliteit van zijn vaderland in gevaar te brengen. Wij danken die neutraliteit aan onze ligging, aan het aanzien van de dynastie van Oranje, aan het beleid onzer vorige en onzer tegenwoordige regeering, maar ook aan persoonlijke bezadigdheid en nauwgezetheid. Wie deze of gene verzaakt ondermijnt onze levensbelangen.
Daarom is het bevreemdend en bedroevend, indien men onder den indruk van verschrikkingen, welke men, Goddank, niet heeft te verantwoorden noch te beoordeelen, verwijten richt tot Nederlanders, die als vertegenwoordigers van hier te lande gevestigde vereenigingen, lichamen of ondernemingen, den algemeenen en in dit geval streng vaderlandschen plicht van zelfbeheersching en onthouding betrachten en daardoor naar de mate hunner krachten medewerken aan het behoud en het welzijn van het vaderland.
Neerlandia gaf hierin m.i. een loffelijk voorbeeld: een voorbeeld, dat waardeering en navolging, geen blaam verdient.
Utrecht.
J. DE LOUTER.