Naschrift.
De officier van gezondheid, die hier aan het woord is, beroept zich op de toelichting van de Indische Regeering in de ontwerp-begrooting voor 1915 om aan te toonen dat de Indische afgevaardigden gefaald hebben in hunne opvattingen, die veelal in strijd waren met de meeningen door hem geuit en die in verschillende Neerlandia-nrs. deels verkort, deels in haar geheel werden opgenomen.
De Ind. afgevaardigden brengen in herinnering dat zij er herhaaldelijk op gewezen hebben, dat de beslissing in de onderhavige kwestie aan de Regeering moet gelaten worden. In de toelichting voorkomende op blz. 109 van Neerlandia van 1914, waarnaar de officier van gezondheid verwijst, hebben de Ind. afgevaardigden o.a. het volgende opgemerkt:
‘Nu de Regeering aldus staat voor de oplossing van een zeer moeilijk vraagstuk en bij herhaling blijk heeft gegeven, te streven naar de vaststelling van betamelijke en dus ook voor Nederlanders aannemelijke dienstvoorwaarden, nu kan, naar de meening van de Ind. afgevaardigden, het niet op den weg liggen van het A.N.V. een anderen dan den door de Regeering gevolgden koers aan te bevelen.’
Ook in vorige Neerlandia-nrs. hebben de Ind. afgevaardigden er op gewezen, dat het aan de Regeering is, in dezen eene beslissing en maatregelen te nemen.
Terwijl nu de officier van gezondheid reden meent te hebben tot erkentelijkheid aan de Ind. Regeering, die, zooals hij oordeelt, nog te rechter tijd het landsbelang - dat is hier eene verhooging van inkomsten voor alle takken van dienst - heeft begrepen, is alle verder geredetwist overbodig.
Bovendien meenen de Indische afgevaardigden dat, nu de kwestie geheel veranderd is en in hoofdzaak niet meer loopt over Buitenlanders in Nederl. Indischen Staatsdienst maar over Lotsverbetering van Landsdienaren, er voor hen geen aanleiding meer bestaan kan om de gedachtenwisseling voort te zetten. Neerlandia dunkt hun niet het meest aangewezen blad voor de behandeling van deze aangelegenheid, die overigens, ook naar de meening van den inzender, bij de Indische Regeering in goede handen is.
Van een ‘niet altijd even kiesche wijze van strijdvoeren’ zijn de ondergeteekenden zich niet bewust. Zij hebben meening tegenover meening gesteld.
De Indische afgevaardigden in het Hoofdbestuur.
Wij sluiten hiermede de gedachtenwisseling. Red.