Het werk der Nationale Vereeniging voor den Volkszang onder de militairen.
Voor de Nat. Ver. voor den Volkszang, die een nieuwen tijd van bloei scheen tegemoet te gaan, en die in dit najaar een drietal afdeelingen hoopte rijker te worden, was het uitbreken van den oorlog een geweldige slag. Vóór alles was uitbreiding van het ledental noodig, en daarop viel thans - in deze ook uit geldelijk oogpunt zoo kommervolle dagen - niet of nauwelijks te hopen. Was er dus alle reden om in zak en assche te zitten, na de eerste spannende weken in Augustus, toen de kans groot bleek, dat wij niet in den krijg zouden worden betrokken, werd 't het Hoofdbestuur duidelijk, - mede door een opwekking in een onzer dagbladen, - dat er juist in deze dagen goed en nuttig werk te verrichten viel, dat geen met beklemde borst neerzitten thans het eenig doenlijke was, doch een uit onbeklemde borst zingen van de eigen liederen juist nu aanmoediging behoefde en dat er zich thans een schoone gelegenheid voordeed, de in forten en kleine plaatsen liggende militairen, die naar afleiding snakten, tot het zingen van goede liederen op te wekken, zoodoende het nuttige met het aangename vereenigend.
Terwijl de Vereenigingen ‘Volkszang’ te Amsterdam en den Helder de forten der Stellingen om en bij die plaatsen voor hare rekening namen, en er liederavonden inrichtten, had de Nationale Vereeniging voor de rest van het land te zorgen. Haar betreurenswaardig klein ledental maakte het haar zéér moeilijk, dit op bevredigende wijze te doen, maar - de omstandigheden in aanmerking genomen -, kan zij toch niet zonder voldoening op het tot dusverre verrichte terugzien. Terwijl de afdeelingen te Leiden, 's-Gravenhage en Rotterdam aldaar liederavonden inrichtten, die te 's-Gravenhage - waar thans de nieuwe voorzitter Arnold Spoel tevens als leider zal optreden - bovendien in eenige dorpen in de omgeving, en die te Rotterdam, gesteund door het A.N.V., eveneens in naburige plaatsen, terwijl bovendien een clubje studenten, door deze afdeeling uitgezonden, in de forten der Stellingen Monden van de Maas en Hollandsch Diep het volkslied lieten hooren en er kwistig de liederbriefkaarten der afdeeling verspreidden, zorgde het Hoofdbestuur voor liederavonden in of bij de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, die van Amsterdam en Gorinchem uit bezocht werd; weldra tijgt ook Utrecht aan den arbeid. Leden te Nijmegen zorgden voor de forten Pannerden en Westervoort. Bovendien reisde de Haagsche zanger Van Trigt vele forten af en verspreidde er de door de Nat. Vereeniging uitgegeven ‘Liederbundel voor Militairen’, bevattende een twintigtal liederen; de ‘Soldatencourant’ zorgde voor de verspreiding van een duizend exemplaren dezer bundeltjes, waarvan onlangs het tweede vijfduizendtal is verschenen. Het Hoofdbestuur heeft zich verder in verbinding gesteld met verschillende provinciale commissies voor ontwikkeling en uitspanning der gemobiliseerde troepen; van enkele mocht het reeds steun ontvangen.
Hier en daar schijnt ook het A.N.V. in onzen geest werkzaam te zijn, o.a. de Afdeeling Deventer.
Naar aanleiding van pogingen, hier en daar in 't werk gesteld, onder de militairen, om een fanfarecorps op te richten, heeft het er in de ‘Soldatencourant’ op gewezen, dat de Nat. Vereeniging kosteloos de partijen voor harmonie of fanfare van zes Nederlandsche Volksliederen beschikbaar stelt.
Moge een en ander goede vruchten dragen en tevens het besef wekken, dat steun aan deze Vereeniging ten zeerste aanbeveling verdient.