Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaanderenEen pleidooi ‘pro domo’.Het lag ons al lang in de pen, maar thans moet het er uit: wij zullen dezen keer eens in ‘Neerlandia’ over ‘Neerlandia’ schrijven. Ons orgaan heeft van tijd tot tijd, zoowel boven als beneden den Moerdijk, aan allerlei kritiek bloot gestaan; en zonder te willen beweren, dat die kritiek altijd ongegrond was, zonder ook op het verdedigingsterrein te willen treden van de hoofdredactie, die mans genoeg is om zich zelf te verdedigen, zoo willen wij hier het geval even van een Vlaamsch standpunt beschouwen. De kritiek, die nu en dan van Vlaamschen kant wordt geuit, verwijt vooral aan ‘Neerlandia’, dat het een te sterk ‘Hollandsch’ karakter draagt. Wij herinneren ons, hoe enkele jaren geleden op een vergadering van het bestuur van Groep België van ons Verbond, een lid, om die beschuldiging te staven, op de omstandigheid wees, dat in ‘Neerlandia’ bijna niets anders dan aankondigingen (advertenties) van Hollandsche firma's voorkwamen, en op het feit, dat er meer plaatsruimte aan Hollandsche dan aan Vlaamsche belangen was besteed. En Professor Paul Fredericq, die op deze vergadering aanwezig was en toevallig het laatst verschenen nommer van ‘Neerlandia’ op zak had, kon toen heel ter snede doen opmerken, door eenvoudig weg de kolommen druks bij elkaar te tellen en wiskundig met elkander te vergelijken, dat juist het tegenovergestelde het geval was. Een anderen keer wordt het ‘Hollandsch’ karakter van ‘Neerlandia’ aangetoond, doordien men vindt, dat er steeds gewezen wordt op de overwinningen die door Hollandsche handels- en nijverheidsondernemingen op de wereldmarkt worden behaald, maar dat er nooit van iets dergelijks melding wordt gemaakt, dat betrekking heeft op Vlaanderen. Een verwijt, dat even ongegrond als onbillijk is. ‘Het Vlaamsch Handelsverbond’ is juist voor enkele jaren opgericht om in onze Belgische handels- en nijverheidswereld een eigenaardig Vlaamsche strooming te doen ontstaan. Die beweging kan natuurlijk nog geen afdoenden uitslag hebben opgeleverd; daarvoor is zij nog te jong. Doch wanneer het oogenblik eens zal zijn gekomen, dat het aan een specifiek ‘Vlaamsche’ handels- of nijverheidszaak zal gelukt zijn om hier en daar op de wereldmarkt haar concurrenten te verdringen, dan zal ‘Neerlandia’ dat ook als een uiting van ‘Vlaanderen op zijn best’ aanhalen. Maar tot nog toe bestond daartoe, en wij zeggen ongelukkiglijk, nog geen gelegenheid. Dan hoort men weer eens, dat ‘Neerlandia’ zijn Vlaamsche lezers te weinig op de hoogte houdt van wat er geregeld in de Vlaamsche Beweging omgaat. Wanneer daarmee bedoeld wordt, dat niet alle kleine feiten, zonder algemeen belang, welke zich in die Beweging of in de talrijke kringen en kringetjes voordoen, vermeld worden, dan is de beschuldiging zeer juist; maar dan verliezen degenen die zoo spreken uit het oog, dat ‘Neerlandia’ een ‘wereldorgaan’ en geen blaadje met een ‘provinciaal’ karakter is. Het doel is om de leden van het Verbond, over heel de aarde verspreid, kort en bondig op de hoogte te houden van wat er op Groot-Nederlandsch gebied omgaat. Men moet niet vergeten dat ‘Neerlandia’ meer een uitdrukkingsmiddel is van de Groot-Nederlandsche gedachte dan een bondsorgaan, en indien, niettegenstaande dat, toch nog iedere maand een plaats wordt ingeruimd, hoe beknopt dan ook uit den aard der zaak, aan het doen en laten der verschillende afdeelingen van het A.N.V., hoe belangwekkend dit streven dan ook mag zijn, dan moet dit veeleer worden beschouwd als een tegemoetkoming. Het hoofddoel van ‘Neerlandia’ is: om de groote feiten van de Groot-Nederlandsche Beweging te doen kennen, om het beste waartoe Groot-Nederland in staat is te doen zien, en ook te hekelen daar waar een zwakke plek is; om, waar de mogelijkheid bestaat, ook de verschillende onderdeelen van den Nederlandschen stam in hun woonplaats en eigenaardigheid voor te stellen. En als dusdanig heeft ‘Vlaanderen’ zijn bijzonder nommer gehad, zoowel als Zuid-Afrika, Curaçao, enz.; als dusdanig ook werden foto's getoond van Vlaamsche steden en Vlaamsche streken, zoowel als van die behoorend tot een ander gedeelte van het Nederlandsch taalgebied; meermalen werden Vlaamsche liederen en Vlaamsche muziek overgedrukt en eigenaardigheden van het Vlaamsche leven in beeld vertoond; ‘Neerlandia’ bevatte het portret van Koning Albert evengoed als dat van Koningin Wilhelmina. En men zal toch zeker niet kunnen staande houden, dat aan Fransch-Vlaanderen, - dat verlengstuk van Vlaanderen, dat men weer voor de Vlaamsche beschaving en voor de Nederlandsche taal zou willen terugwinnen, - geen voldoende aandacht werd geschonken? Waarover klaagt men? Zij die klagen zien waarschijnlijk het hooger doel van ‘Neerlandia’ nog niet voldoende in, of zijn personen, die struikelen over een riethalm. Dat hier en daar al eens reden tot ontevredenheid bestaan heeft en in de toekomst nog zal bestaan, is menschelijkerwijze gesproken onvermijdelijk. Wie zelf zonder zonden is, werpe den eersten steen! Maar mag dat een reden zijn om een gewaarwording van persoonlijke ontevredenheid, hoe gegrond dan soms ook, te laten inwerken op de roeping en het doel van ‘Neerlandia’? Dit weze gezegd in algemeenen zin. Wanneer wij nu het ‘pro domo’ alleen tot Vlaanderen beperken, dan moeten wij ons de vraag stellen of de lezers van ‘Neerlandia’, verspreid over heel de wereld, niet in de gelegenheid gesteld werden om zich van de groote lijnen der Vlaamsche Beweging op de hoogte te houden, en of er van de artikels die onder de rubriek ‘Vlaanderen’ verschijnen, niet soms een strooming ten goede is uitgegaan? Niets beter om de eerste vraag te beantwoorden, dan om het oordeel van buitenstaanders in te roepen. Zoo luidde de aanhef van een artikel over het A.N.V., verschenen in het Juni-nr. 1909 van het maand- | |
[pagina 154]
| |
blad van den ‘Liberalen Vlaamschen Bond’ van Antwerpen, ‘Recht door Zee’, aldus: ‘Met levendige belangstelling werpen wij iedere maand een kijkje in Neerlandia,... niet alleen om de alleszins lezenswaardige artikels, welke het bevat, maar ook om de lijst nieuwe leden die het behelst.’ De Haagsche correspondent van ‘De Vlaamsche Gazet’, een Vlaming, schreef in een artikel getiteld: ‘De benaming onzer taal’, verschenen in het nr. van 24 Maart 1913: ‘Wèl worden de 8 tot 9000 leden, welke het Algemeen Nederlandsch Verbond’ hier telt, uitstekend op de hoogte gehouden der Belgisch-Vlaamsche toestanden door de Vlaamsche redaktie van het bondsorgaan.’ En wanneer het voorkomt, dat de groote Nederlandsche pers en de Vlaamsche bladen meermalen de Vlaamsche maandkronijken aanhalen of met instemming vermelden, dan mag dit toch wel aangezien worden als een bewijs van goedkeuringGa naar voetnoot1)? Sommige stukken, zooals dat over ‘Nederlandsch nationaal gevoel’, in den jaargang 1912, gaven aanleiding tot een levenwekkende gedachtenwisseling; in andere, n.l. dat over ‘Het Nederlandsch in Congo’, verschenen in het jaar 1908, werd vooruitgezien wat zou gebeuren, zonder dat het ongelukkiglijk iets kon tegenhouden. Soms waren artikels de uitgangspunten van een werking, die ook wel eens met goed gevolg bekroond werd, of gaven zij aanleiding tot een ander inzicht. Een artikel in 1907 verschenen: ‘Wat kunnen wij van Noord-Nederland leeren?’ had de oprichting in Nederland van de afdeeling Stamverkeer ten gevolgeGa naar voetnoot2). Indien thans de Nederlandsche Regeering het Nederl. onderwijs in het buitenland geldelijk steunt, dan mogen wij zeggen, dat de eerste gedachte daarvoor op deze plaats ontstond, zonder daarom natuurlijk de flinke werking over het hoofd te zien, die van het Hoofdbestuur is uitgegaan om het zoo ver te brengen. In het October-nr. 1908 werd in een artikel ‘Nederlandsche Scholen in het buitenland’ een lans gebroken voor het hooger genoemde doel. Het denkbeeld viel bij het Hoofdbestuur in goede aarde; maar in 1909 had de Nederl. Regeering nog niet toegegevenGa naar voetnoot3). Dat gebeurde echter kort daarop. In het Oct.-nr. 1910 verleende de Hoofdredactie van ‘Neerlandia’ plaats aan een uit Vlaanderen ingezonden stuk: ‘Het gebruik van het Nederlandsch bij het Belgische Koningsbezoek aan Nederland’, waarin o.a. door den inzender werd betoogd, dat het verkeerd is het Fransch als de uitsluitend diplomatieke taal te beschouwen, iets wat door de feiten wordt tegengesproken. Ook dat denkbeeld, aan welks uiteenzetting ‘Neerlandia’ de gastvrijheid schonk, vond weldra zijn weg in de geesten. Op de algemeene vergadering van Groep Nederland, op 25 Maart 1911 gehouden, werd een voorstel van de afdeelingen Haarlem en Utrecht aangenomen, luidende: ‘Aan het Groepsbestuur worde opgedragen bij het Hoofdbestuur aan te dringen op het zenden van een adres aan de Regeering, ten einde te bewerken dat als ambtelijketaal in haar geheelen omvang tusschen Nederland en die landen waar het Nederlandsch mede een der officieele talen is, uitsluitend de gemeenschappelijke taal - het Nederlandsch - worde gebruikt.’ Dit adres werd in October 1911 aan de Nederlandsche Ministers gezonden, die er weliswaar afwijzend over beschikten; doch de zaak is daarmee niet uit het oog verloren. Het vraagstuk is nu eenmaal opgegeven en zal toch wel den een of anderen dag, haar oplossing ten goede krijgen. In het Juni-nr. 1913 verscheen een artikel over ‘De Vlaamsche Beweging en de Duitschers’, dat door de ‘Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande und Belgien’ werd overgenomen en er aanleiding gaf tot een belangwekkenden pennenstrijd. Andere Duitsche bladen, o.a. de ‘Rheinisch-Westfälische Zeitung’, ‘Der Rei hsbode’, ‘Deutschen Anzeiger für Antwerpen’ bespraken het stuk. De daarin uitgedrukte denkbeelden vonden reeds weerklank bij de Duitschers te Antwerpen. Ter gelegenheid van de ‘Kaisersgeburtstagsfeier’ in 1914, werd door de Duitschers op het ingerichte concert het Belgische volkslied op Nederlandschen tekst gezongen. En op 20 Febr. werd in ‘Allgemeine Deutsche Schule’ te Antwerpen door een Duitschen leeraar aan deze school verbonden, den heer Peter Zylmann, een voordracht over ‘Die Entwicklung der neueren vlämischen Dichtung’ gehouden, terwijl Dr. J.O. de Gruyter in het Nederlandsch stukken voordroeg uit Gezelle, Streuvels, enz. Dat was tot nog toe niet gebeurd.
* * *
Het wil ons na dit alles voorkomen, dat de kritiek, die tegen ‘Neerlandia’ wel eens wordt uitgebracht, over het algemeen geen steek houdt. Wij meenen dat de Hoofdredactie alles doet wat zij kan om de kerk in het midden te houden. Vlaanderen heeft niet te klagen over het gemis aan belangstelling en het kan ook niet gezegd worden, dat de denkbeelden die door de Vlaamsche redactie van tijd tot tijd worden vooruitgezet met onverschilligheid door het Hoofdbestuur worden voorbijgegaan. Men zou soms wat meer spoed bij de uitwerking, wat meer voortvarendheid bij het optreden willen zienGa naar voetnoot*). Doch dat is een zaak, die hier buiten beschouwing kan blijven. Over het algemeen kunnen wij zeggen, dat de feiten aanleiding geven om den Nederlanders dankbaar te zijn, die zoo spoedig het rechtmatige van de hier uitgedrukte wenschen hebben ingezien en die zich hebben ingespannen om ze te helpen verwezenlijken. In het eene zijn zij geslaagd, in het andere is het bij een vergeefsche poging gebleven, die, wij zijn er van overtuigd, te gelegener tijd zal worden herhaald. Tot een vinnige kritiek op ‘Neerlandia’ is er in ieder geval allerminst aanleiding! |
|