Amerika
Nederlanders in Amerika.
De heer J. van Wijngaarden te Holland Michigan, schrijft in De Wachter van 1 April:
De Hollanders in Zuid-Amerika trachten nog met het oude vaderland mee te leven.
Op kerkelijk gebied breidt zich het werk aldoor uit. De gemeente in Buenos Ayres telt 124 zielen. Ds. Sonneveldt is een zeer ijverige en onvermoeide werker, en door de ontwikkeling der Chr. School en van het kerkelijk leven is er in Buenos Ayres al veel goeds tot stand gekomen. De leeraar gaat nu ook vier maanden in het jaar naar de Boerkolonie in Chubut om er onder onze Zuid-Afrikaansche stamverwanten te arbeiden.
De Chr. School in Buenos Ayres is in twee jaren opgeklommen van 16 tot 53 leerlingen. Met ingang van dit jaar is als hoofdonderwijzer benoemd de heer H. Hogendorp uit Delft, zoodat er weer een medewerker bij gekomen is, en nu behalve de Boerkolonie ook Rosario eenige bearbeiding ontvangen kan.
In navolging van Buenos Ayres heeft ook Tres Arroyos den hoofdonderwijzer en leeraar beroepen.
* * *
De correspondent van de N.R. Ct. te Nieuw-York schreef d.d. 22 Maart:
‘Uit het jongste, te Washington in het licht gegeven, Bulletin of the Census Bureau blijkt, dat zich hier ter stede naar verhouding veel meer Nederlandsche inkomelingen en daaruit geboortige kinderen ophouden dan men afgaande op de hier betrekkelijk zoo geringe uitingen van Nederlandsch leven zoude vermoeden. Op een bevolkingscijfer, groot pl. m. 5,584,000, zooals de laatste opgaven van het Municipal Census Bureau dezer metropool aanwijzen, laat het zich, weliswaar, begrijpen, dat zich nog geen 10,000, verspreid wonende, Nederlandsche inwoners niet zóó kunnen laten gelden als sterker vertegenwoordigde nationaliteiten, die in eene zelfde wijk zijn gevestigd.’
De oorzaak dat zij zich ook minder doen gelden als kleinere kolonies van andere volken zoekt de schrijver in ‘de eigenaardigheid, dat Nederlanders zich in den vreemde minder tot aaneensluiting bereid toonen dan vreemdelingen van anderen landaard, terwijl anderzijds sommige nationaliteiten hier ter stede meer in elkanders nabijheid plegen te blijven wonen.’
‘Zoowel te Sayville (Long Island) als in den omtrek der, in het noorden van den staat Nieuw-York gelegen, Sodus Baai bevinden zich eveneens Nederlandsche nederzettingen, wier getalsterkte, wel is waar, geringer is dan laatstgemelde, doch waar niettemin veel meer de instandhouding der Nederlandsche taal, zeden en gebruiken aan den dag treedt dan in de groote steden.’
‘Maar al zulke Nederlandsche vestigingen zijn overwegend plattelandsch van oorsprong. Zulke inkomelingen betoonen zich uitteraard eer stug dan aanpassend. Zij komen bovendien veelal overeen met talrijke huisgezinnen, waarin de oorspronkelijkheid het duurzaamst bewaard blijft. Soortgelijke omstandigheden gelden ook onder de Nederlanders in het Westen.’