| |
Mededeelingen en allerlei
Ten bate van Suriname.
Wij vernemen, dat de Koningin eene belangrijke bijdrage in geld heeft geschonken aan het comité voor de hoedenvlecht-nijverheid in Suriname.
| |
Hollandsche dag in Rijnland.
Voor den Hollandschen Dag, die op den 14den Juni 1914 te Dusseldorp gehouden zal worden, is behalve een algemeene commissie, bestaande uit toonaangevende Nederlanders in het consulair district Dusseldorp, een eere-comité gevormd, waarin, naast de Dusseldorpsche consulaire ambtenaren, ook de eerste burgemeester dr. G. Oehler en de eerste wethouder C. Geusen hebben zitting genomen.
Een blijk van belangstelling der stad Dusseldorp, dat wel aantoont, dat onze Nederlanders in het Rijnland graag geziene gasten zijn.
| |
Nederlandsche Nijverheid gewaardeerd.
Een onzer leden schrijft ons:
Ik reisde onlangs in Duitschland en had een Duitsch handelsman als reisgenoot. Hij, bemerkend, dat ik Nederlander was, begon zijn kennis in die taal uit te koeterwalen en daarmee opende zich een gesprek, waarbij hij o.a. het volgende vertelde.
Hij was kort geleden in Eindhoven geweest bij de Nederlandsche Fabriek van Gloeilampen van Philips en had daar een groote bestelling gedaan. ‘Ja, mijnheer, zulke lampen vindt men in heel Duitschland niet! Duur nogal, maar degelijk, dat is goed werk!’
| |
| |
Ziet u, dat deed mij goed! ‘Duur nogal, maar degelijk’. Laten de Nederlandsche nijveren dat vasthouden. In de eerste plaats degelijk en goed, dan de prijs... naar evenredigheid der kosten van aanmaak! Dat is een gezonde grondslag!
| |
Jong Holland.
Men weet, ons land staat in den vreemde nog al te veel te boek als een land uit de oude doos, - doode steden en grappige dorpen, en het land met koeien en eindelooze weiden, gescheiden door slooten en vaarten met windmolens zonder tal, een land bewoond voor een goed deel door kalme menschen, die nooit uit den plooi raken, raar gekleed gaan en een rustig bestaan hebben. Van het nieuwe Nederland, vol vertier en ondernemingsgeest, dringt nog maar langzaam in het buitenland de kennis door.
In de Lokal-Anzeiger, het veelgelezen Berlijnsche blad, troffen wij onlangs, van de hand van zijn Rotterdamschen correspondent, een brief aan, waarin van de levende werkelijkheid van ons volksleven een duidelijk beeld wordt gegeven.
De oude leus uit den tijd der trekschuiten, ‘zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet’, is veranderd in ‘tijd is geld’, schrijft hij. Land- en tuinbouw, tot ongekenden bloei gekomen, zoeken zich aldoor uit te breiden. De heide wordt ontgonnen, het duin met aardappelen bepoot, de Zuiderzee zal weldra den landhonger moeten stillen. De boeren zenden hun boter en kaas, in de coöperatieve fabrieken bereid, en hun eieren naar binnen-en buitenlandsche markten.
Dan schrijft de correspondent over onze tuinderijen, onze ooftteelt, onze bloemkweekerijen, over onze toenemende handel, nijverheid en scheepvaart, over Rotterdam, dat nauwelijks meer bij Hamburg achterstaat, over de groote plannen voor onze Indische vloot, over onze officieren in Albanië, over den goeden staat van onze hygiëne, over onze vele Nobelprijzen, en meer, dat wij Nederlanders wel weten, maar dat geschikt is om Duitsche lezers een ander denkbeeld te geven van die ‘gemoedelijke Hollanders’.
| |
Overzichtig.
Wij lezen tegenwoordig gedurig van ‘overzichtelijk’, gevormd naar het Duitsche ‘übersichtlich’. Maar is het dan niet nog beter te spreken van ‘overzichtig’? Wij hebben immers: doorzichtig, omzichtig, voorzichtig.
| |
Dr. Nagy.
De Standaard meldt:
Met ingenomenheid vernamen we uit Hongarije, dat de Hongaarsche vertaling van de ‘Lucifer’, die Dr. Szigmond Nagy uitgaf, algemeen goeden opgang maakt, maar tevens met leedwezen dat de geleerde vertaler, tengevolge van een influenza-aanval zoo zeer aan doofheid lijdende is, dat hij zijn professoraat heeft moeten neerleggen.
Toch zullen de Stone-lectures van Dr. Kuyper alsnog in Hongaarsche vertaling volgen.
| |
Nederl. zangvereeniging te Chicago.
Te Chicago is een Nederlandsche zangvereeniging opgericht. Het bestuur bestaat uit de heeren Jacob Verburg, voorzitter; Henry Dornbos, ondervoorzitter; Chas. M. ter Laer Jr., secretaris; Henry Edgren, penningmeester; Harry Dornbos, muziekdirecteur; James Baas, pianist; Gerard Rooze, bibliothecaris. Dit zanggezelschap komt iederen Maandagavond bijeen.
| |
In Vlaanderen Vlaamsch.
Een Brabantsch molenaar schrijft in De Belgische Molenaar van Turnhout:
De meeste graankooplieden onzer Vlaamsche handelsmetropool zenden maar steeds, aan de minstens 75 percent Franschonkundige molenaars, in de Fransche taal opgestelde prijslijsten, brieven, berichtkaarten, rekeningen, kwijtbrieven enz. Iemand die zaken wil doen, het gezond verstand zegt het ons, moet de menschen aanspreken in eene taal die ze verstaan. Vlaamsche omzendbrieven van Waalsche handelshuizen zijn tegenwoordig niet zeldzaam. Duitschers en Engelschen gebruiken tusschenpersonen die de landstaal machtig zijn, maar de Franschgezinde Vlamingen der graanhandelaarswereld verachten de taal huns volks. Deze handelwijze is niet alleen strijdig met het eigenbelang maar ook nog eene onbeleefdheid bovendien. Het stambewustzijn der Vlamingen komt hiertegen in verzet en het jegens hen gepleegde onrecht wreekt zich meer dan men in sommige kringen wel denkt.
De vele kleine gebreken van den binnenlandschen handel zullen ook wel den buitenlandschen en het transitoverkeer in meerdere of mindere mate aankleven en dan is het niet te verwonderen dat wij achteruitgaan.
Zoolang dit niet beter begrepen wordt, zoolang politieke berekeningen den boventoon voeren, zoolang de Vlaamsche handelaars in hun taal en stamgevoel worden beleedigd, zullen noch graanzuigers, noch alarmkreten, ons het verloren terrein doen herwinnen.
Kleine oorzaken hebben dikwijls groote gevolgen.
| |
Oranje en Amerika.
Bij Eerdmans-Sevensma te Grand Rapids verscheen een klein geschriftje van Dr. T. de Vries, professor in Calvin College, getiteld ‘What the House of Orange has done for America’. Drie portretten, van onze Koningin met Prinses Juliana. Willem den Zwijger en Stadhouder Willem III versieren het. De rede werd uitgesproken bij de herdenking van Neêrlands 100-jarige herkregen onafhankelijkheid.
| |
Albert Vogel.
De heer Albert Vogel is de vorige maand uit Amerika teruggekeerd, waar hij 5 maanden heeft vertoefd en in verschillende plaatsen met succes heeft voorgedragen. Het eerste Nederlandsche werk, dat hij er in het Engelsch voordroeg was Vondel's Lucifer in de vertaling van Van Noppen, welke Henry Hadley heeft geïnspireerd tot een symphonie. Deze zal in den komenden winter op verschillende plaatsen in Amerika worden uitgevoerd en Vogel zal dan tusschen de deelen daarvan brokstukken uit Lucifer voorgedragen.
In October en November is deze voordrachtkunstenaar, die onzen naam in het buitenland zoo krachtig mee hooghoudt, nog voor de Afdeelingen van het A.N.V. beschikbaar.
| |
De Koning van Albanië
blijkt vootreffelijk Nederlandsch te verstaan. Bij zijn aankomst in het Paleis te Durazzo heeft hij de Nederlandsche officieren, die hem zulk een krachtdadigen bijstand verleenen, in onze taal toegesproken en dank gezegd.
| |
Gedenkpenningen van het Vrouwen-monument.
Een Vlaming vraagt ons of er geen gedenkpenningen verkrijgbaar zijn van het Vrouwenmonument, onthuld 16 Dec. 1913 te Bloemfontein.
Kan een onzer leden in Zuid-Afrika ons hieromtrent inlichten?
| |
| |
| |
Uit onzen Braziliaanschen tijd.
Er is op het oogenblik in Ceara, een van de Vereenigde Staten van Brazilië, een opstand gaande, waarvan wij in Neerlandia alleen gewag maken, omdat de opstandelingen, althans zij die met den opstand of de omwenteling begonnen zijn, in de Times ‘de stoere achtervelders van Ceara, van gemengd Hollandschen en Indiaanschen bloede’ heeten.
Van belang is ook, dat volgens den zegsman van de Times, die goed ingelicht schijnt te zijn, die halfbleeden uit het nog woeste gedeelte van Ceara zich, hoewel hun leger in het binnenland heer en meester was, van alle geweldenarijen hadden onthouden, terwijl in de hoofdstad Fortaleza en elders in de kustplaatsen het gepeupel aanstonds aan het plunderen sloeg. Misschien, zoo onderstelt de schrijver in de Times, is die bezadigdheid der achtervelders te verklaren uit den invloed van hun aanvoerder, een gewezen Katholiek priester met name Cicero, die een merkwaardige man schijnt te zijn. Het is mogelijk, maar de verdienste kan ten deele ook die van zijn volgelingen wezen.
Hoe dit zij, deze geschiedenis wekte onze belangstelling voor die mestiezen, en wij vroegen ons af: Zou er onder hen nog eenige heugenis aan hun Hollandsche afstamming bewaard zijn gebleven? Leeft er in hun taal misschien nog iets van het Hollandsch na? Zijn er nog elders in Brazilië nakomelingen van onze oude kolonisten? Misschien zijn er onder de lezers van Neerlandia die er meer van weten dan wij. Allicht kan een of andere lezer in Brazilië ons inlichten.
| |
De oudste Engelsche kranten in Holland gedrukt.
J.B. Williams schrijft in de Nineteenth Century over wat er nieuws valt te leeren uit een pak oude kranten, dat in November 1912 door het Britsch Museum is verworven. Men hield het er totnogtoe voor, dat ‘A currant of generale newes, Dated the 14th of May’ van 1622, en uitgegeven bij Thomas Archer van Pope's Head Alley, Cornhill, het eerst bewaarde (niet het eerste, want de reeks moet in 1621 zijn begonnen) exemplaar van het eerste nieuwsblad in het Engelsch was. Maar het pak nu in het Britsch Museum bevat vijfentwintig bladen, waarvan het eerste gedagteekend is van 2 December 1620. Het is ‘Imprinted at Amsterdam by George Veseler,... and are to be soulde by Petrus Keerius, dwelling in the Calverstreete, in the uncertaine time’. Uit een mededeeling van dr. W.P.C. Knuttel, die de schrijver als naschrift geeft, blijkt, dat deze Pieter van den Keere een huis bewoonde, waar ‘een uurwerk dat keert’ uithing. Vandaar ‘the uncertaine time’; in een Fransch boek bij denzelfde uitgegeven: ‘demeurant en la Calverstraet, à l'enseigne du temps incertain’. Dit alles slaat natuurlijk op den naam...
Het blaadje van 2 December 1620 draagt geen titel. De volgende (van 23 December 1620, 21 Januari 1621 enz.) wel. Een merkwaardigheid daarbij is, dat zij in dien titel een batavisme bevatten. ‘Courant newes out of Italy etc.’ Het woord ‘courant’ was in het Engelsch ongebruikelijk: men schreef ‘corrant’. Dergelijke Nederlandsche insluipselen zijn trouwens meer op te merken in het facsimile, dat de Nineteenth Century van het eerste nummer geeft. Zoo staat boven de ‘correspondenties’ als plaats van herkomst vermeld ‘Weenen’ en ‘Ceulen’.
Op 9 Juli 1621 begon een andere reeks, gedrukt bij ‘Broer Ionson’, wonende te Amstelredam ‘On the new side behinde Borchwall, in the Silver Can, by the Brewery’. De uitgever noemt zich ‘Corranter to his Excellencie’. Het is mogelijk, dat de schrijver in de Nineteenth Century gelijk heeft, wanneer hij veronderstelt, dat hiermee Sir Horace Vere is bedoeld. Voor het Hollandsche publiek van die dagen echter was die Excellentie bij uitnemendheid zonder eenigen twijfel prins Maurits.
Voor de waardeering van de diensten door onze ondernemende uitgevers aan het krantenwezen in zijn kindsheid bewezen, is de vondst zeker een gewichtige bijdrage.
(N.R. Ct.)
| |
Propaganda voor het Nederl. Kinderlied.
Op verschillende plaatsen gaf de Haagsche componist J.P.J. Wierts met mej. Suze de Wekker, sopraanzangeres te Leiden, middag- of avond-uitvoeringen voor kinderen onder den titel ‘Wierts' Muziekuurtje voor Klein en Groot’. Hoofddoel is propaganda voor het Nederlandsche kinderlied. Het eerste gedeelte bevat naast vele nieuwe kinderliederen ook enkele voor de grooten, het tweede gedeelte ‘In de Vliegmachine’, verhaal met schaduwbeelden en muziek, waartoe Jan Feith, Lovendaal en Wierts hebben saamgewerkt.
| |
Nederlandsche voetbalspelers in Antwerpen.
Het Sportblad bevatte de vorige maand het volgend aardige gedichtje over Fransch sprekende Nederlandsche voetbalspelers.
Holland's grootste voetbaltelgen
Gaan weer naar het land der Belgen
En supporters trekken thans,
Weder mee in groote scharen
Zestienjarige scholiertjes,
Spreken ‘als-maar’ Fransch(?)
Als ze gaan door Antwerp's straten
Kunnen ze geen Hollandsch praten,
Doch alléén maar Fransch(?)
Lange, opgeschoten lummels,
Wanen zich héél sjieke heeren,
Door in 't Fransch(?) te redeneeren,
‘Als-maar’ in het Fransch.
Maar om werk'lijk Fransch te praten,
- Houdt vooral dat in de gaten! -
Zien ze heusch geen kans.
Toch - is dit geen droevig teeken? -
Zullen ze niet één woord spreken
Neen, ze zullen het wel laten
In een Vlaamsche stad te praten
Dietsch in Vlaand'ren? ‘Détestabel!
Als-maar, als-maar Fransch!
| |
Vlaamsche Consuls.
De Belgische Regeering heeft aan vele harer consulaten een tweetalig schild gezonden.
Handel en Nijverheid, het bekende maandblad van het Vlaamsch Handelsverbond heeft de lange lijst openbaar gemaakt en spoort Nederlanders en Vlamingen aan eens na te gaan of de Belgische consuls die schilden inderdaad hebben geplaatst.
| |
Uitgave van oorspronkelijke liederen.
In de laatste jaren werden steeds meer pogingen aangewend om oorspronkelijke Nederlandsche liederen onder het volk te verspreiden. Een nieuwe onderneming is die, welke door de Vereeniging tot verspreiding van den Nederlandschen zang ‘Voor Taal en Volk’ in het leven werd geroepen. Een eerste reeks werd in 1913 uitgegeven: zij bestaat uit zes
| |
| |
volksliederen, ieder afzonderlijk verkrijgbaar tegen fr. 0.20, de geheele reeks voor fr. 1.- in België, voor f 0.75 in Nederland. In 1914 zal een tweede reeks van veertien kunstlieceren verschijnen, tegen den prijs van fr. 2.- voor België en f 1.50 voor Nederland; de beide reeksen te zamen genomen kosten fr. 2.50 of f 2.-. Men kan inschrijven: Statiestraat 43, Mechelen. De Vereeniging belast zich ook, op aanvraag, met het inrichten van concerten, ter verspreiding van den Nederlandschen zang.
Het doel is om de zoutelooze liederen van vreemden oorsprong, die in den huiselijken kring nog al te veel worden gezongen, door karakter- en kunstvolle liederen van eigen bodem te vervangen.
Deze poging, die heel en gansch in de lijn van het A.N.V. ligt, dient warm te worden ondersteund, hetgeen des te gemakkelijker is, gezien den zeer lagen prijs van de uitgave.
| |
Ansichtskaart.
Onlangs schreef de heer F. Smit Kleine in de Amersfoortsche Courant:
Er is dezer dagen een tiende druk verschenen van het ‘Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal’, door M.J. Koenen. (Te Groningen bij J.B. Wolters U.M.)
Willekeurig heeft de samensteller het bastaardwoord Ansichtskaart opgenomen met aanteekening ‘germanisme voor prentbriefkaart’. Maar tegen dergelijke vermelding van taalbarbaarschheden, zelfs met waarschuwing, moet ik hoffelijk verzet aanteekenen. Dat winkeliers van Duitsche afkomst van Ansichten en Ansichtskaarten spreken of die en dergelijke barbaarschheden door uitstalborden aanmoedigen, wekt ergernis, maar wat zegt men dan over winkeliers van echt Nederlandsche afkomst, die tegenwoordig verengelscht zijn tot in hun winkelopschriften?! Een publiek, dat bij hen koopt, kan het weinig schelen, of zij de taal van hun vaderland miskennen of verhaspelen, maar, wanneer een zoo invloedrijk woordenboekmaker, als de heer Koenen bewezen heeft te zijn, voedsel geeft
aan taalverhaspeling door aan dergelijke barbaarschheden de eer van het opnemen te gunnen, meen ik te mogen vragen, waar dan de grens tusschen bastaard- en echt woord blijft? Wij willen niet verduitscht worden, allerminst in onze rijke taal, allerminst in onze woordenboeken.
| |
Nationale fierheid van onze schakers.
De heer J.W. te Kolsté schrijft in de Avondpost van 22 Maart 1914 over den schaakwedstrijd Engeland-Nederland:
‘Uit een rondschrijven van den secretaris van den Nederlandschen Schaakbond blijkt, dat het bestuur van deze vereeniging de Engelschen heeft uitgedaagd en dat de uitdaging dus niet is uitgegaan van de Engelschen. Dit is vreemd. Het zou meer in den vorm geweest zijn als de rollen in dit opzicht anders verdeeld waren geweest. De Engelschen hebben tot dusverre steeds aan ons verloren. Meenden zij desniettemin niet de minderen te zijn, dan behoorde de uitdaging van hen te zijn uitgegaan. De overwinnaar daagt den overwonne niet uit tot een revanche-strijd, doch de verliezer den winner! Vooral waar aan Engelsche zijde meermalen getracht is, de beteekenis van onze overwinningen te Londen te verkleinen of te negeeren, zou het bestuur van den Nederlandschen Schaakbond, door een afwachtende houding aan te nemen, correcter hebben gehandeld.’
| |
Een gedenkplaat (bij de foto).
In de voorgang van het gebouw der Alg. Landsdrukkerij te 's-Gravenhage, de plaats waar weleer het huis van den eersten Amerikaanschen gezant stond, is voor eenige maanden een gedenksteen aangebracht door de ‘Albany Institute and Historical and Art Society’.
De heer Elliot Griffis, haar vertegenwoordiger, kwam er voor over om hem te onthullen.
Het opschrift zegt genoeg hoezeer Amerika gevoelt wat het aan Nederland verplicht is.
Geen wonder, dat de Hollandsche familienaam er in eere wordt gehouden. |
|