op dat punt, ook de eer van Holland op het spel staat.
De bescherming der Natuur in onze bezittingen vraagt uitdrukkelijk belangstelling, en hier vraagt in de eerste plaats volle aandacht het behoud der paradijsvogels!
Dat nu toch niemand dadelijk klaar met het antwoord kome aandragen ‘dat zijn persoonlijke aangelegenheden’, want hem slaat waarheid en werkelijkheid deze troef uit de hand, nu 't gaat om niets minder dan de eer van Holland.
In lijnrechte tegenstelling immers met Duitschland en Engeland ziet Nederland en laat Nederland toe, dat de paradijsvogels, deze wonderen der schepping, worden ‘uitgeroeid’, ik herhaal het ‘uitgeroeid’. Waarom toch niet het voorbeeld onzer buren gevolgd? Waarom gaat Nederland door met toe te laten, dat deze gouden schepsels voor eeuwig worden weggevaagd uit het leven, die toch óók het bezit moesten zijn der ongeboren geslachten van Nederland? Ja, nu zelfs Amerika voor iederen invoer van vogels zijn havens gesloten houdt uit vrees, dat voor altijd de schoonste scheppingswonderen geofferd worden aan de ijdelheid der moderne vrouw of aan de verzamelings-woede van rijke Amerikanen? Moeten wij dan na deze, hoewel niet algemeene, dan toch geldende voorbeelden, nog talmen?
Wij zijn toch niet van plan onze bezittingen binnen korten tijd te verliezen, iets, wat ons evenmin als ons nageslacht ooit gebeuren mag en moet?
En nu wij oprechtelijk om vele redenen (men denke hier slechts aan 't succes de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van vogels ten deel gevallen) meenen mogen, dat de opgaande beweging ten goede weerklank zal vinden, nu vragen wij aan het Nederlandsche volk of het zijn wil is, dat deze schoone schepselen aan de wereld worden ontnomen voor altijd.
C. VAN NISPEN TOT SEVENAER.
's-Hertogenbosch, Febr. 1914.