Zuid-Afrika
Zuid-Afrikaansche Brieven.
XVIII. Pretoria, 29 Jan. 1914.
Mijn hoofd staat niet naar schrijven. Het is warm, puffend warm en de staking en al wat daarmee in verband staat, spant aller aandacht en de mijne niet 't minst die als kranteschrijver midden in het onderwerp zit. En die staking is politiek, en politiek is verboden, zoowel hier waar wij nog onder de Krijgswet leven, als te Dordrecht, waar de opperste leiding van Neerlandia er altijd tegen waakt dat die verboden waar niet door uw Pretoriasche briefschrijver Neerlandia wordt binnengesmokkeld.
En welk ander onderwerp boezemt de menschen hier belang in? Zij denken aan niets anders, zij spreken over niets anders en wat eigenlijk meer zegt: zij schrijven over niets anders. De Afrikaner die veel van schrijven houdt en daarom vele en lange brieven aan zijn lijforgaan zendt, dat ze trouw opneemt, werpt nu in zijn krant slechts belangwekkende vraagstukken op die verband houden met den huidigen politieken toestand. Al het andere is op den achtergrond gedrongen.
Merkwaardig is dat men in deze dagen herhaaldelijk heeft hooren verzuchten dat er vroeger - vóór den oorlog - in de dagen van de veel gewraakte en vaak gescholden Z.-A.S.-M. (Zuid- Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij) zulke gebeurtenissen als een spoorwegstaking niet voorkwamen, toen schenen arbeiders, beambten en ambtenaren, hoogere zoowel als lagere, tevreden en de ondergeschikten hadden vertrouwen in de boven hen gestelden. Dit erkennen thans menschen die voor den oorlog tot de grootste tegenstanders van de Z.-A.S.-M. werden gerekend. Jammer dat dit betere inzicht te laat komt.
Wat leven wij overigens in een vreemd land.
Onder de arbeiders-voormannen die gisterenavond zijn uitgewezen, bevinden er zich twee die gedurende den oorlog aan de zijde der Boeren stonden: Bain en Poutsma. Bain is een Engelschman, die al twintig jaar in het land is en die voor den oorlog een der ondersteuners van de Kruger- Regeering was. Hij werd gedurende den oorlog door de Engelsche militaire overheid naar Ceylon gezonden, vanwaar hij eerst na den vrede met de Boeren- krijgsgevangenen weerkeerde. Poutsma was - zooals in Nederland bekend mag worden geacht - gedurende den oorlog hoofd van een Vrijstaatsche Ambulance. Hij heeft zich daar zoo flink gedragen, dat President Steijn hem zijn hooge bewondering niet heeft onthouden.
De wet waaronder Poutsma is gevangen genomen, is de wet die Lord Milner na de herroeping van de Krijgswet heeft gemaakt om de Boeren met straffe hand te beletten uiting te geven aan anti-Britsche gevoelens. Teekenend werd die wet door de Boeren genoemd: die hou-jou-bek-wet.
Wanneer men al die dingen nagaat, moet men erkennen, dat de eeuwen-oude uitspraak nog steeds waarheid bevat, dat er van Zuid-Afrika altijd wat nieuws komt.
Wat opnieuw de bewondering van vriend Engelschman heeft gaande gemaakt, is de snelle wijze waarop de verschillende Boeren-kommando's, nadat zij bevel hadden ontvangen zich naar de hun aangewezen plekken te begeven, aan die order hebben voldaan. In ongelooflijk korten tijd was het geheele land bezet, waren alle spoorlijnen bewaakt en alle mijnen beschermd. De moeilijkste en gevaarlijkste punten werden toevertrouwd aan de gewapende burgers en dezen dwongen zoowel de bewondering van de menschen die naast de Regeering stonden, als de vrees van de kwaadwilligen af. Alle bladen spraken onomwonden hun opgetogenheid uit over zulk een aangeboren tucht. Zoo heeft dit opkommandeeren ook in dit opzicht zijn goede zijde gehad. Het heeft den Engelschen eerbied gegeven voor de veel gewraakte ‘stupid Boer’.
Waar zal ik nu verder over schrijven, nu ik over de staking ten einde ben, want de politieke zijde van dit vraagstuk wil ik niet belichten? Zal ik vertellen van het overlijden van den broeder van wijlen Jan Hofmeyr (Onze Jan)? De overledene was een man die nog groote bewondering had voor het oude Holland en evenals zijn oudere broeder goed in de Hollandsche letterkunde thuis was; hij was een man door wien geschiedkundige herinneringen, die het Hollandsch Bestuur hier had achtergelaten, in eere werden gehouden en hij zette in die richting het werk van wijlen Jan Hofmeyr voort.
Zal ik verhalen van het herstellen van het oude kasteel te Kaapstad, ook al een herinnering uit den tijd van de Oost-Indische Compagnie of zooals men hier zegt van Jan Companjie? Het oude kasteel dat nog niet lang geleden dreigde afgebroken te worden, doch toen, dank zij de pogingen van mevr. Koopmans-De Wet en den heer Jan Hofmeyr voor ondergang werd bewaard, wordt nu hersteld, muren worden afgekrabt, de verf wordt van gebeeldhouwde trapleuningen en zolderingen verwijderd en nog andere herstellingen worden aangebracht.
Dit is een verheugend feit, dat niet alleen bewijst dat hier gevoel voor de beteekenis van het eerbiedwaardige oude wakker wordt, maar dat ook de eerbied grooter wordt voor hetgeen de oude Hollanders hier tot stand hebben gebracht.
En als ik dit heb verteld, wat blijft er dan nog over dat onder de gegeven omstandigheden de moeite waard is om mee te deelen?
Ik eindig mijn brief waarmee ik hem ben begonnen: de strijd in de arbeiderswereld neemt aller aandacht in beslag en daarbuiten bestaat niets meer.
Een volgenden keer dus meer en wij willen hopen beter nieuws.
OU-BOET.