Nederland
Op weg naar Albanië.
Zaterdagmorgen 21 Febr. waren, even voor het binnenkomen van den trein, die om 8.27 uit de richting Utrecht aankomt, een groot aantal officieren van de wapens in garnizoen te Arnhem op het station aldaar bijeengekomen om den naar Albanië vertrekkenden Nederlandschen officieren namens de Nederlandsche officieren een laatste vaarwel toe te roepen bij het verlaten van den vaderlandschen bodem. Op het perron was eveneens opgesteld de muziek van het 8ste regiment. Onder het spelen van de muziek stoomde de trein het station binnen en de officieren stegen uit.
Na een hartelijke begroeting door de aanwezige collega's sprak de garnizoenscommandant, de luitenant-konel D.M.E. de Ridder, de vertrekkenden toe. Hij verklaarde namens alle officieren te Arnhem in garnizoen, dat het hun een behoefte was den officieren, die tijdelijk in Albaneeschen dienst zijn overgegaan, op het laatste Nederlandsche station nog een afscheidsgroet te brengen. De officieren zijn trotsch op hen, die zijn uitverkoren uit het zeer groot aantal officieren, dat zich beschikbaar had gesteld om de gendarmerie te hervormen. Een eervolle taak is het om de voetstappen te gaan drukken van de drie officieren, die het werk in Albanië reeds hebben voorbereid.
Ook gij, aldus spreker, zult den naam van het Nederlandsche leger op even schitterende wijze hebben hoog te houden. Gij zult ongetwijfeld met zeer veel moeilijkheden te kampen hebben. Veel ontbering en tegenspoed wachten u, daardoor zult gij alle energie en zelfvertrouwen noodig hebben om een gevoel van heimwee, van verlangen naar het vaderland en naar hen, die gij daar hebt achtergelaten, te onderdrukken. Bedenkt daarbij echter, dat men in het vaderland u in gedachten volgt en dat men verwacht, dat gij de moeilijke taak zult vervullen tot tevredenheid van hem, in wiens dienst gij staat, tot voldoening van u zelf en tot eer van Nederland en het Nederlandsche leger. Ten slotte verzocht overste De Ridder den vertrekkenden, een groet over te brengen aan de drie officieren, die reeds in Albanië werkzaam zijn. De overste reikte daarna allen de hand en riep: ‘Leve de nieuwe Albaneesche oud-Nederlandsche officieren’, waarmede alle aanwezigen instemden.
Terwijl de muziek het oude Wilhelmus inzette en de officieren den vertrekkenden het militaire saluut brachten, zette de trein zich onder het hoera-geroep der aanwezigen in beweging.
(N.R. Ct.)