Amerika
De stichters van Nieuw-Amsterdam.
Willen de Denen ons de eer ontnemen, de stichters van Nieuw-York te zijn? Het lijkt wel zoo in een artikel van Joost Dahlerup in het Kopenhaagsche dagblad Politiken.
Groot Nieuw-York bestaat uit vijf gemeenten; aan het hoofd van elke gemeente staat een president. Kort geleden nu stelde de president van de gemeente Bronx - Cyrus C. Miller - zich in verbinding met een paar geschiedschrijvers, wien hij verzocht gegevens te verzamelen om Bronx van een wapen en een vlag te voorzien. Ds. Rasmus Andersen, Deensch predikant te Brooklijn, een der andere gemeenten, een man die ons afgeschilderd wordt als iemand die veel aan Deensch-Amerikaansche geschiedenis doet, schreef nu in de New York Times, dat, naar hij hoopte, de Deensche afkomst van Jonas Bronck, den grondlegger van de gemeente, op gepaste wijze in het wapen uitgedrukt zou worden. De heer Miller gaf een paar dagen later in hetzelfde blad een antwoord, waaruit - volgens den schrijver in Politiken - bleek, dat voor hem en zijn commissie van geschiedkundigen alle eerste grondleggers van Nieuw-York Hollanders zijn.
Dat de heer Dahlerup het daarmee oneens is, toont hij in zijn opstel. De vraag: Deensch of Hollandsch, zal waarschijnlijk weer spoedig weer aan de orde komen, zegt hij, nu in de volksvertegenwoordiging van den staat Nieuw-York het voorstel is gedaan om het graafschap Westchester, het land ten Noorden van de gemeente Nieuw-York, ter eere van Bronck, Bronx County te noemen. En dan vertelt hij het een en ander van Jonas Bronck, die in 1639 op het schip de Brant van Troyen, voerende om politieke redenen de Hollandsche vlag, maar behoorende aan hem en aan Jochem Pieterszen Kuyter, den schipper, beiden Denen, uit Hoorn te Nieuw-Amsterdam. Met hen kwamen een aantal boeregezinnen, knechts en meiden, tezamen meer dan half zooveel menschen als er vóór hun komst in de nederzetting waren. Verder bracht het schip vee, vruchtboomen, zaad enz. mede. Van welke afkomst die metgezellen van Bronck en Kuyter (ook wel Kayser genoemd) waren, laat de schrijver in het midden. Wel zegt hij, dat Bronck getrouwd was met Antonia Slagboom, een koopmansdochter uit Amsterdam.
Bronck koos zich een stuk grond uit waar nu Bronx ligt, bouwde er een flink huis en ontgon het land. Het was een man van ontwikkeling en hij bezat een aanmerkelijke verzameling boeken. Kuyter vestigde zich op het Noordelijk stuk van het eiland Manhattan; hij noemde zijn land Zegendal. ‘Alles duidt er op,’ zegt Dahlerup, dat zij zooveel flinke Denen medebrachten, dat men, sprekende van de eerste grondleggers van Nieuw-York, van de Denen niet zwijgen mag.
Hij erkent echter, dat men vóór 1639 geen enkelen Deen in Nieuw-Amsterdam heeft kunnen aanwijzen. Wel waren er enkele Noorsche matrozen neergestreken. Maar op een kaart van Nieuw-Amsterdam van