HENRI BLANCKAERT.
Dit zou tot conflicten met het Landsbestuur kunnen leiden, maar men ziet in, dat het verstandiger is dit niet te doen, en den Staat te geven, wat des Staats is. Of het op den duur niet leiden zal tot vertransching? In zich zelf is daartoe geen reden. Eer dat men den weg baant voor een opbloei van regionalisme. Een verzoening tusschen het zijn van Vlaming en Fransch staatsburger tevens. Het zou te ver voeren dit nader uit een te zetten, en het is beter de meening van A. Hans weer te geven. Hij schijnt omtrent Fransch-Vlaanderen pessimistischer gestemd. Het is uitermate moeilijk er achter te komen hoe of de toestand is; het is dus altijd goed nog eens eigen ervaring aan die van anderen te toetsen. En het aantrekkelijke van Hans' Reisbeschrijving is het streven naar waarheid dat er aan ten grondslag ligt. Er spreekt ook een strekking uit. Hij toont aan dat noch de Fransch-Vlamingen, noch de Zeeuwsche zich willen laten vereenzelvigen met den grooten Vlaamschen stam. Wat de reden hiervan is, is moeilijk aan te toonen. Men kan het wijten aan het gehalte der Vlamingen dat over de grenzen trekt, aan hun drankzucht, aan hun vechtlust. 't Kan ook zijn, dat men voelt, dat er van 't Vlaamsche volk als zoodanig nog geen kracht uitgaat, zoodat men aan hen persoonlijk wijt, wat meer 't gevolg is van omstandigheden.
Voor Noord-Nederlanders is natuurlijk het meest van belang de kijk die de schrijver op Zeeuwsch-Vlaanderen heeft. Het verleden met zijn onderdrukking van Zeeuwsch-Vlaanderen als wingewest wordt ons niet gespaard. Maar in het heden komen wij er goed af. Beter dan misschien de werkelijkheid is. Ja er wordt bij ons veel aan volksontwikkeling gedaan. De kloof tusschen hoog en laag als in België bestaat zóó niet. Maar men leze en oordeele zelf. Het was een gelukkige vondst van Hans om twee uitersten te behandelen: Fransch-Vlaanderen, waar de taal wordt weggecijferd en Zeeuwsch-Vlaanderen waar zij zich in haar geheele wezen ontplooit. Leerrijk voor Vlamingen, niet minder leerrijk voor zoovele Noord-Nederlanders, die, zonder het minste besef van waar het eigenlijk om gaat, koel en hooghartig blijven tegenover de Vlaamsche Beweging.
Hoe vaak hoort men niet, nu ja, de Vlaamsche Beweging in België, dat laat ik daar, al vind ik 't dom, dat de menschen niet blij zijn, deel te hebben aan die grootsche Fransche beschaving. Maar in Fransch-Vlaanderen! Daar is 't toch eigenlijk mal om 't Vlaamsch te steunen. Laat ze daar toch met rust! En dat moet men dan vaak aanhooren van menschen, die van de Fransche beschaving al heel weinig afweten, en van den ondergrond van de zaak niet veel meer. En die ondergrond is, ten eerste, dat allerwege, bij Tsjechen, Finnen, Polen, Ruthenen, Ieren, Wallissers maar ook in Frankrijk zelf, Elzas, Provence, Bretanje enz. gevoeld wordt en op wetenschappelijke gronden wordt aangetoond, dat ten minste het eerste onderricht gegeven moet worden in de moedertaal, en dat men er niet ver meer van af is om dit op ervaringsgronden uit te breiden tot hooger graden van onderwijs. Ten tweede, dat men ook in Fransch-Vlaanderen dit zelfde reeds lang gevoelt en nu begint te beseffen. Ten derde, dat het Fransch in Fransch-Vlaanderen niet wint door een natuurlijk overwicht der Fransche beschaving boven de Nederlandsche, maar het Vlaamsch, zoo zuiver soms, o.a. te Bergen, dat een vlot gesprek mogelijk is tusschen een Nederlander en den secretaris der stad, als was het in Zierikzee, alléén zwicht, omdat het lam geslagen wordt, vermoord, in veel erger mate dan in Belgisch-Vlaanderen, en dat, óndanks de innige lietde van den Fransch-Vlaming voor zijn taal, inniger dan in doorsneê den Belg bezielt. Wie dat eenmaal beseft heeft kan niet doof blijven voor de bede om hulp uit het Zuiden. Zoo sluit ik met eenige aanhalingen
DUINKERKE. - HET BELFORT