Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Een hoogst nuttig boekGa naar voetnoot*).Merkwaardig in alle opzichten. Het is het eerste van vier of vijf deelen, in groot kwarto en eerbiedwaardig dik, ondanks den titel Handboek. Een boek zooals er in en voor onze taal niet bestaat, een schatkamer van gegevens. Een stelselmatige tentoonstelling van wat in wijde verspreidheid, ook voor niet den eerste den beste, zoo goed als ontoegankelijk is. Een boek van ernstige studie, ontzagwekkende belezenheid en breede opvatting. Daarbij, ondanks het streven naar strenge wetenschappelijkheid, een persoonlijk boek, een van een man die gloeit voor zijn taal en voor die taal opeischt het geheele stoffelijke en geestelijke leven. Volgens hem is de taal onvoorwaardelijk de ziel van het volk; slechts door ontleding dier ziel, van het volk in al zijn verschijningen van standen, groepen, seksen, oud en jong, acht de geleerde schrijver benadering van inzicht in het wezen dier taal mogelijk. Enkel zielkunde geeft op taalgebied antwoord op het hoe en waarom; al het andere is ontoereikend. Wetenschappelijke taalbeoefening vinde in deze opvatting haar eenig heil. Vóór alles geen indeeling in vakjes apart, als woordontleding, zinsbouw, stijl, proza, poëzie: de geest alleen maakt levend, de letter doodt.
Dr. Van Ginneken is zeker niet de eerste die dat alles zegt, maar hij zegt het op zijn eigen wijs. Het is een boek dat door zijn omvang op het eerste gezicht verschrikt, maar in zijn vriendelijke breedsprakigheid is het erg goedig. Schaf het aan; gij kunt er niet dan bij winnen. Op prettige, volstrekt niet afmattende manier, zult gij oneindig veel er uit leeren en er door worden opgewekt tot nadenken over verschijnselen, wier bestaan gij niet vermoeddet, noch bij u zelf noch bij uwe omgeving: hoe uw kinderen spreken, uw dienstboden, uw tunmerman, uw melkboer; hoe hun woordkeus en zinsvorming verschilt van die der hooger ontwikkelden om u heen, van die van den man van groothandel, van kunst of van wetenschap. Hoe het meisje anders spreekt dan de jongen en de vrouw anders dan de man. Het dialect uwer streek zult gij met ander oor gaan beluisteren, belang leeren stellen in de andere dialecten van uw land, van hun groepeeringen, van hun geschiedenis, van de bestanddeelen waaruit ons volk en dus ook zijn taal is opgebouwd; hoe Saksers, Franken en Friezen in sommige streken vermengd zijn geraakt, en een nieuwe taal hebben gevormd; hoe in b.v. een Frankische omgeving nu nog afstammelingen van Friezen of Saksers wonen als op eilandjes, en pal aangrenzende dorpen daardoor geheel verschillende spraak vertoonen. Maar ook hoe het Nederlandsch zich over onze grenzen uitstrekt, hoe het in andere deelen der aarde onder vreemde luchten, onder vreemde medebewoners, vreemde verschijnselen openbaart, zooals een plant dat doet, die vreemde invloeden ondervindt van klimaat en bodem. En wat van dit boek ontegenzeggelijk een der grootste, zoo niet het grootste voordeel is, het geeft zulk een schat van meerendeel uitvoerige voorbeelden van al die dialecten of vergroeiingen, dat deze telkens kortelijk ingeleid, ook den niet taalwetenschappelijk ontwikkelde een prachtig vergezicht geven over het geheele Nederlandsche taalgebied.
Het eerste gedeelte van dit Handboek loopt over De Locale Taalkringen, dus over zoogenaamde streekspraken, waartoe het Friesch, het Saksisch en het Frankisch in hunne verschillende nuanceeringen, behooren. Van al die spraken telkens zeer pakkende voorbeelden, die ruime gelegenheid geven tot kennismaking. Dan het Afrikaansch in zijn verschillende mengelingen; het Negerhollandsch, het est-Indisch, het Amerikaansch, het Ceylonsch en het Oost-Indisch. In dit gedeelte van Dr. Van Ginnekens boek is zoo veel stof verzamelt, dat elk van die hoofdstukken afzonderlijke bespreking zoude vereischen. 't Zijn algemeene opmerkingen, dikwijls van pittigen aard, met grondige vermelding der voornaamste wetenschappelijke lectuur en dan bloemlezingen uit teksten. Het tweede gedeelte behandelt De Familiale Taalkringen, kindertaal, Vaderlijke, Moederlijke taal en die der verdere familieleden. Dan de Dreumestaal (van 1-6 jaar), waartoe o.a. de Bakerliedjes worden gerekend; de Kindertaal (van 6-12 jaar), met eenige voorbeelden van geheimtaaltjes en speelliedjes; de Jongens- en Meisjestaal, de Studententaal, de Vrouwentaal, de Oudere-Menschentaal. Het spreekt van zelf dat in deze ‘familiale taalkringen’ de bewering soms grooter is dan het bewijs; de ziel beluisteren gaat, maar hare innigste roerselen verstaan, is gansch wat anders en wie weet hoe weinig in het algemeen het taalgeluid - niet het natuurgeluid en natuurgebaar! - weerklank is der zielebeweging. Is de taal daarvoor wel de zuivere maatstaf? De zuiverste van alle bestaande, zal men zeggen. Maar daarmede erkent men de betrekkelijkheid. Wij zijn Dr. Van Ginneken dankbaar dat hij zijn volk dezen weg heeft opgevoerd. Zijn boek is als een groote tuin met tal van onderscheiden perken, alle getuigende van de groote toewijding en grondige kennis van den gelukkigen bezitter. Hij voert ons daarin keuvelend rond, ons boeiende door al wat hij weet en links en rechts ons toonende welk een rijkdom aan geslachten, soorten en zeldzame exemplaren prijken in onzen Nederlandschen taalhof. En men leert al lezende van den schrijver houden, omdat hij dat alles met zoo groote liefde laat zien. Daarin ligt zijn groote waarde voor het A.N.V. en daarom beveelt Neerlandia het met groote overtuiging aan. |
|