Neerlandia. Jaargang 17
(1913)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIndische ingenieurs.Van hetzelfde Verbondslid in Nederl. Indië, dat ons tot het schrijven van het artikeltje ‘Buitenlanders in N.I. Staatsdienst’, zie blz. 135, Juni-Neerl.-nr., bracht, wordt ons toegezonden een stukje overgenomen uit de mail-uitgave der N.R. Ct. van 14 Juli j.l., luidende: ‘Overigens kan ik mededeelen dat de Indische ingenieurs verschillende grieven hebben. Een der hoofdgrieven is... dat er ingenieurs uit 't buitenland worden aangesteld. Ik geloof dat als de omstandigheden anders worden de jongelui uit Delft wel zullen komen. Op dit oogenblik komen vreemde ingenieurs en kunnen deze in vasten dienst worden opgenomen. Momenteel bestaat reeds ongeveer 20% van het ingenieurscorps uit Denen en Duitschers. Het spreekt van zelf dat dit een ongewenschte toestand is.’ Naar aanleiding daarvan wordt door den Indischen briefschrijver gevraagd of de redactie nog bij haar oude meening blijft.
Herlezende wat wij in het Mei-Neerlandia-nr. op blz. 113 onder het hoofd ‘Ingenieurs naar Indië’, in het Juni-nr. op blz. 135 onder ‘Buitenlanders in Nederl. Indischen Staatsdienst’ en op blz. 136 onder ‘Nog eens ingenieurs naar Indië’ schreven, gevoelen wij geen neiging op onze meening in het algemeen terug te komen; terwijl wij zelfs niet veel verschil tusschen onze opvatting en de bovenbedoelde mededeeling uit de mail-editie der N.R. Ct. kunnen ontwaren. Ook wij erkenden ‘dat het in het belang van Nederland is... de toestrooming van Nederlanders in Staatsbetrekkingen vooral in de hand te werken.’ Nu lezen wij in een verslagGa naar voetnoot*) van de algemeene zomervergadering door de vereeniging van Delftsche ingenieurs - waarin de heer Ch.G. Cramer eene bespreking hield over de dienstvoorwaarden en vooruitzichten der ingenieurs in N.I. Staatsdienst - eene opmerking van Prof. Lamminga dat in 1913 uitzending noodig was van 40 ingenieurs, dat het een feit is, dat Delft niet in staat is een dergelijk getal in één jaar te leveren, dat er dus niets anders overbleef dan zich tot het buitenland te wenden. Indien het nu een der hoofdgrieven is, dat er ingenieurs uit het buitenland worden aangesteld, zooals uit de mail-uitgave bovenbedoeld zou blijken, ligt de vraag voor de hand of de oorzaak van die hoofdgrief niet in Indië gezocht moet worden; indien dergelijke abnormale aanvraag over meerdere jaren verdeeld ware, zou Delft - zooals Prof. Lamminga opmerkte - vermoedelijk wel in de behoefte kunnen voorzien. Te eer mag dit worden aangenomen, omdat - zooals uit verschillende berichten blijkt - de aanvangssalarissen reeds verhoogd zijn en de toevloed van studeerenden voor Indië, naar Delft, na de instelling der studietoelagen reeds vermeerderd is. Overigens verwijzen wij naar de beide laatste alinea's op blz. 137 van ons artikeltje ‘Nog eens ingenieurs naar Indië’ van het Juni-Neerlandia-nr. Wij kunnen het Verbondsblad niet herhaaldelijk tot tolk maken van al de grieven der ingenieurs, die gelegenheid te over hebben in vakbladen en in vergaderingen daaraan uiting te geven. |
|